29. sep, 2013

Vlieg je of vlieg je niet?

Drie uur in de ochtend. De stilte omarmt het huis, de straat, de begraafplaats, de buurt en het kanaal. Je zet de wekker af voor hij gaat loeien. Je hebt bewondering voor mensen die zo vroeg opstaan en gaan werken. Snelle douche, een vlug ontbijt. Buiten voelt het fris. Bijna koud. Op de autoweg kan je doorrijden, geen files.

Schiphol is druk, het is nog geen vijf uur. De opladers, alles wat een snoer heeft moet zichtbaar zijn en apart gelegd worden zoals de laptop en de telefoons. Of ik een potje crème heb? ‘Niet dat ik weet’, en ik knipoog naar de vrouwelijke beveiligingsbeambte. Alle zakken leeg. Niets piept, geen apparaat, wel je maag. De wijzers van de klok zeggen: ‘geen tijd, loop door.’ Je loopt door. Gezichten, gezichten en gezichten komen je tegen. Slaperig, vrolijk, sacherijn en gehaast maar de meeste heeft een lege blik. De mens loopt automatisch, een robot die van alles doet.
De drukte bij de gate zegt: ‘kunnen al die mensen erin?’ Het is je hoofd dat zegt en niet de drukte, besef je dat. Een baby wordt uit zijn kinderwagen gehaald. Aan de arm van ma kijkt de baby onderzoekend. Zo’n gezicht kent hij niet. Een meisje of een jongen? Het lijkt op een meisje maar het kan een jonge zijn. Het mondje kauwt ontspannen aan een blauwe speen. De vader heeft de hulp van zijn vrouw om de kinderwagen in te klappen.

In de kist propt iedereen de zware handbagages. Er wordt omgeroepen om hat padje niet te blokkeren: doorlopen alstublieft. De oproep is niet bestemt van vrouw in de veertig die blijkbaar haar eerste baby heeft en die wil ze aan iedereen zien. Ze trots dat ze een magere jongetje heeft met grote ogen.
Achter je komt een vrouw zitten, vertelt de hele geschiedenis van haar ouders aan het echtpaar naast haar. Haar vader was in 1978 gestorven en haar moeder hertrouwde. Haar moeder woont in Spanje en nu is haar tweede man ook dood. Ze vertelt dat ze maar vier dagen blijft en dat het vermoeid is. Even later blijkt dat ze aan het andere raam had moeten zitten: ‘sorry het is nog vroeg en ik dacht snel zitten en het padje niet blokkeren. Ze mocht daar blijven zitten. Het is je lot, je moet haar in die vroege ochtend horen.
De lege stoel naast je aan het ram wordt bezet. Je zit op eens tussen twee vrouwen. Een jonge vrouw aan je linkerzijde en je echtgenote aan je rechterzijde. Je denkt aan een column van Van t’ Hek in NRC terug over een man die zijn stoel in het vliegtuig zo had geregeld dat hij tussen zijn vrouw en minnares kon zitten. Je vond het knap dat iemand zo iets kan regelen zonder dat de twee dames iets van elkaar wisten.
De lichten gaan uit. Men is bang dat iemand ergens staat met een afweergeschut klaar die op de cabinelichten gaat mikken. Dat kan, alles kan. Gelukkig ben je opeens in de lucht zonder het afweergeschut. Je zit, letterlijk, klem tussen twee vrouwen. Beide vrouwen slapen. En je wilt de reis tijd, gevoelsmatig korter maken. Ja, de tijd is gevoel. Je legt de laptop op je schoot. Alles is krap. Je permitteert je om je rechterelleboog in de borst van je vrouw te doen maar je linkerelleboog moet je dwingen op de stoelleuning. Met de linker hand kan je niet schrijven. Je maag knort, je wilt iets eten. Iemand laat een wind. Het begint te stinken en je hebt geen trek meer. De zon is nog nergens te bekennen, geen horizon is te zien. Je vliegt. Nee, je zit. Je vliegt niet. Vlieg je of vlieg je niet. Je verplaatst je in een vliegend toestel. Het is te vroeg voor filosoferen, redeneren en zeker niet in de stank die blijf hangen. Zou het de baby zijn waarop de oudere moeder zo trots op is? Nee, in het vliegtuig kan je niet slapen, alleen als het heel lang duurt, uren van uitputing.
Je beseft dat je geen boek hebt meegenomen. Dan moet je smeken om inspiratie te krijgen voor het schrijven.
Je denkt aan Rob van Liempt, aan zijn verblijf in de psychiatrische inrichting en je hoopt hem een spannend en soms plezierig leven te kunnen geven. Die Rob verdient het beste maar je moet aan de lezer denken.
Langs het slapende gezicht van de jonge vrouw zie je een soort horizon ontstaan. Een sprankje licht, tussen rood en oranje, probeert je te bereiken. Het licht vindt altijd de weg. Je legt het sprankje licht met je telefoon vast.