19. okt, 2013

Buiten schreeuwt: 'Blijf binnen'.

Je hebt van die dagen. Een dag die op zijn gat ligt. Je houdt er soms van. Nadeel is dat je er nekklachten van krijgt. Een dag waar buiten schreeuwt: ‘kom niet dicht bij. Blijf binnen. Ik ben depressief.’ En binnen is ent zo, ook depressief. Wat moet je dan met zo’n dag. Je denkt: ‘hier komt er geen einde aan.’ Je wilt dan een boek pakken maar geen enkel boek van de honderden laat zich zien. Geen een heeft zin om in je handen te komen en zich op je schoot open en bloot te geven. Voor je de afstandsbediening van de tv pakt verbergt deze zich. Je zoekt overal maar de afstandsbediening tovert zich tot een spook en gaat de buren lastigvallen, of misschien helpen de tv-kanalen door te schakelen. De krant dan? Je juicht: ja, de krant. De krant krimpt en voelt zich misselijk. De krant begint een geur te geven dat je ook maar misselijk van wordt. Dan maar op de wc gaan zitten? Nee, je hebt geen energie je tijd daar te gaan brengen zonder krant of boek.
Je loopt naar de kasten. De kastendeuren proberen zich hermetisch te grendelen maar je forceert ze. Wat is dat nou? Niets wil je hebben of in je buurt komen. Drinken en eten blijft over. Je loopt ongeïnteresseerd rond en je vraagt je af waar je bent en waarom je er bent en wat je doet en je propt je vol van al dat ongein, alles behalve etenswaren. Als alles je negeert en het leven uit je probeert te zuigen moet je dan gaan liggen. Slapen zou helpen maar alles wat in je passief is en lui en bijna dood wordt op dat moment wakker, in je hoofd. Alles draait en maalt vijfduizend keren in een seconde en je kunt niet slapen. De slaap is een bijenkorf, een zwerm krijsende vogels, blaffende honden en noem maar op. De slaap steekt zijn tong naar je uit. Als je denkt dat je kunt opstaan om die gedachten een lesje te leren dan kom je bedrogen uit. Je kunt geen stap voortzetten, je kunt gewoon niet opstaan.
Je denkt dat je niet kunt opstaan, je kruipt. Nee, je wilt gaan kruipen maar je ontdekt ineens dat je geen knieën hebt. De knieschijven zijn net als stuiterballen en springen om je heen. Je knieschijven zingen: ‘pak me dan als je kan.’
Je kijkt naar de hond. Hij ligt te snurken. Alles in huis ligt in slaap. Je slaapt in een waaktoestand. Dus je slaapt niet. Je kijkt weer naar buiten en hoort weer de schreeuw. Je denkt even de politie te bellen voor overlast. Wat zou je dan zeggen tegen de politie? ‘Hoi Agent, komt u alstublieft even helpen.’
‘Wat is er?’
‘Ik heb last van het geschreeuw, onophoudelijk.’
‘Wie schreeuw er?’
‘Buiten.’
‘Buiten?’
‘Ja, buiten. Ik wil naar buiten gaan, de hond uitlaten en een frissen neus halen maar buiten schreeuw oorverdovend: niet komen.’
‘Meneer, die schreeuw hoor ik ook. Ik kan er niets aan doen, echt. Fijne dag verder.’
Politie hangt op.
Wat nu?
Het wordt donker, binnen en buiten. Het wordt stil. De stilte is heerlijk. Je geeft je je over.