20. okt, 2013

Euthanasie hoefde niet...

Een maand geleden kwam je de buurvrouw tegen, op het fietspad. Je was aan het teruglopen met je hondje. Zij was, samen met haar man en hun witte harige hondje. Terwijl de hondjes aan elkaar gingen snuffelen groette je ze. Je keek naar haar man en vroeg of hij naar Barcelona ging voor Ajax-Barcelona. Nee, hij ging niet. Je vond het jammer voor hem en vroeg naar de rede. De vader van de buurvrouw lag op sterven. Hij was terminaal en hij kon het niet maken naar Barcelona te gaan voor een voetbalmach. Een wedstrijd waarvan zekere was dat Ajax zou verliezen.
Je hoorde de buurvrouw vertellen dat haar vader binnen een paar weken zal overleden en gecremeerd worden.
‘En als hij niet overlijdt’, vroeg spontaan.
‘We hebben euthanasie geregeld. Het is zijn wens. We hebben in principe een datum geprikt maar als de morfine niet helpt en de pijn onverdraaglijk wordt wil hij eerder weg. En dat moeten we respecteren en uitvoeren.’
Je liep terug. Je ging met vakantie. Je kwam terug van vakantie. Nederland was in de ban van de regen. De regenmarathon was begonnen en kende geen einde. Je liet de hond uit, je zag een gestalte in het donker. Het was de gestalte van de buurman. Hij liet het witte hondje uit. Je groette van verte.
‘Hoi, wat een regen.’
‘Ja.’
Je ging terug. Toen je de sleutel in de deurgat stak had je spijt dat je niet vroeg naar zijn schoonvader. Maar de regen duwde en sloeg en je ging niet terug om te vragen naar de toestand van de stervende man.
Een week ging voorbij. Je liet de hond elke dag uit, in de ochtend en in de avond. Je kwam de buurvrouw niet tegen. Je kwam de buurman ook niet tegen.
Het is zondag. Je loopt op het fietspad en ineens kom je de buurvrouw tegen.  ‘Goedemorgen, alles goed?’

‘Ja, met jou?’
‘En je vader?’
‘Die is overleden.’
‘Gecondoleerd! Hopelijk was een goede afscheid.’
‘Net niet, jammer. Ach, maar die dingen gaan altijd zo.’
‘Hebben jullie geen afscheid genomen?’
‘Ik was bij hem thuis. Hij bloede. Ik verschoonde hem en ik gaf hem weer een morfine tegen pijn. Ik ging even naar de keuken waar mijn moeder rook. Ze doofde haar sigaretje en zei om weer naar de kamer te gaan waar hij lag. We gingen terg maar hij was weg.’
‘Overleden?’
‘Ja, het waren geen twee minuten. Dus, nee we hebben geen afscheid kunnen nemen. Ik wilde de huisarts bellen maar voor ik het deed belde hij zelf om de afspraak van euthanasie van de week later te bevestigen. Ik zei dat mijn vader net overleden was en ik vroeg hem om dat te komen bevestigen. De huisarts was eigenlijk opgelucht dat hij geen euthanasie hoefde te plegen. Toen zei mijn moeder: “Komt Jos nu?”. Zij bedoelde de huisarts. Ik zei ma volgens mij heet hij geen Jos maar Jasper. “Nee, joh, hij heet Jos en noemt me Joppie en we kennen elkaar al jaren. En toen kwam de huisarts en mijn moeder vroeg: “Doctor, hoe heet je eigenlijk?” De huisarts zei: “Ik heet Jasper maar voor jou heet ik Jos.”’
‘Hebben jullie hem begraven of gecremeerd?’
‘We hebben hem gecremeerd. Het was wel heel fijn. Na de crematie gingen we met zo’n dertig mensen in de Jordaan drinken en eten. We hebben ook veel gelachen. Ja, het was fijn. Kijk we zijn niet van die mensen die het dramatisch maken. Dood hoort bij het leven.’
‘Dat moet ook zo zijn. In mijn cultuur zie de theatrale gespeelde verdriet. Mensen mogen geen tv of radio aan voor een aantal dagen en soms weken. En er komen mensen voor consulatie die dagen duurt. Waar iedereen als een standbeeld onbewogen zit en doet alsof hij erg verdrietig is. En het hoeft maar iets te gebeuren, iemand die per ongeluk iets lachwekkend zegt dan barst iedereen in lachen uit omdat ze zo met dwang trachten het zogenaamde verdriet te spelen.’
‘Nee, hoor dat doen we gelukkig niet. Mijn moeder heeft vele vriendinnen van haar leeftijd en die gaan vaak kaartspelen, roken en het gezellig maken.’
‘Ze wordt negentig als ik het zo hoor.’
‘Dat hoop ik voor haar.’
Je wenst haar een fijne zondag en je loopt terug.