23. okt, 2013

Het verlies

Het is 22 oktober. De dag zal ongewoon warm zijn, voor deze tijd van het jaar. De dag begint stroef en heeft last van een slechte ochtendhumeur die tot het einde van de ochtend duurt. De ochtendhumeur kruipt in je linker kuit. Het doet pijn. Je moet constant in beweging blijven maar dat kan niet. Je moet werken en het werk vereist geen loopbewegingen maar je moet zittend werken, de muis met de rechterhand bewegen zodat je linkerschouder overspannen raakt en pijn doet. In die houding heeft je kuit geen last, niet van de pijn die de ochtendhumeur veroorzaakt.
Je belt de bedrijfsarts en je gaat er langs. Je vertelt dat de pijn bijna een week oud. De arts kan er niets aan doen. Je vraagt of je die mag insmeren. De arts beweerde dat hij zelf niet in zulke dingen gelooft maar ‘baat het niet schaadt het niet’. Je zegt: ‘dokter, als het niet baat ga ik hem echt niet insmeren.’ De arts kijkt verbaasd en heeft blijkbaar spijt van zijn uitspraak.
Na zo’n bezoek heb je trek in een kopje thee. Je hebt een mooie theeglas, gekregen als cadeau van een van een tevreden klanten. Een mooi glas met mooie tekeningen. De thee is iets te zwart, toch minder zwart dan de kleur van de Piet waarover al weken wordt gebakkeleid. De thee stroomt naar je binnenste en laat een bitter smaak achter, in je mond. Je spoelt het glas, het mooie glas en je schenkt koud water in. Het glas barst. Met pijn in je hart neem je afscheid van het theeglas dat je heel veel plezier aan had beleefd. Je theeglas is een intiem ding dat je lippen kust en je mond en ingewanden van vloeistof voorziet.
Je werpt het glas in de vuilnisbak. Je voelt je schuldig. Je bent de oorzaak van die barst en denkt aan haar liefde en haar nuttige diensten maar je beseft tegelijkertijd dat we allemaal zo eindigen als we barsten,  sterven. Om het verdriet over het theeglas te verwerken ga je natuurlijk wandelen. Mooi weer, zonnig. Maar omdat de ochtend zijn humeur had dacht je, laat me maar de sjaal omdoen, de lieveling sjaal. Je wandelt langs plaatsen waar je (munt)thee vaak had gedronken, in andere glazen. En omwille van het zojuist gebarsten theeglas wil je geen thee drinken, als een eerbetoon. Je zit op een bank aan het water met een mooi uitzicht. In de verte komt de stem van kinderen die in de dierentuin plezier hebben. De warmte vraagt: ‘maak je sjaal maar los’. Je maakt je sjaal los en legt hem op de bank naast je. Je probeert vrolijke gedachten op te roepen en de gedachten aan het mooie glas te vergeten maar een rukwind waait en neem de sjaal mee. Je schrikt, rent er achteraan maar je zachte sjaal valt in het water. Je staat machteloos te kijken naar je sjaal die nog drijft en verdrietig kijkt. De golven schudden hem heen en weer om hem eronder te krijgen. Je sjaal biedt geen weerstand en weet dat het afgelopen zaak is, dat het geen zin meer heeft. Net als een gazelle in de bek van een leeuw haar mooie ogen uiteindelijk sluit. De sjaal zinkt. Je kijkt om je heen en je herinnert je een verhaal van een vader die met zijn zoontje op vakantie was, in een gebergte. Het jongste viel van de weg, hield zich vast aan een struik. De vader kon niet bij, kon niets doen en keek machteloos naar de smekende ogen van zijn zoon tot deze te pletter, in de ravijn, viel.
Je loopt terug en denkt: ‘Wat zal het derde verlies zijn, wat volgt straks?’ Op je hoede blijven, opletten is aan te raden.’
Je zit achter het stuur. Onderweg naar huis rinkelt een berichtje in je zak. Je haalt je iPhone tevoorschijn maar verbergt hem weer in je binnenzak. Je stelt het lezen uit, bang voor een hoge boete. Je parkeert je auto en je stapt uit. De telefoon valt op een baksteen. Je raapt hem op en kijkt; de schade valt mee...