15. okt, 2014

De oorloghumor is nuchter

Een video-opname vanuit de stad die al weken het toneel is van een verschrikkelijke oorlog. Kijken of niet kijken? Ik twijfel. Ik steek de koptelefoon in mijn oren en druk op het driehoekige pijltje. De camera loopt in de ruïnes van Kobani. In de straten ligt van alles. Met van alles bedoel ik puin. Ja, het is een puinhoop. Kapot geschoten huizen, de straten zijn bezaaid met brokstukken van alles. De camera loopt en maakt vervolgens een draai van 360 graden. Het is een spoken stad. Een spoken stad overdag. Je hoort niets, helemaal niets. Het is niet beangstigend. Het zou beangstigend zijn als je de stem van de "cameraman" niet kon horen. Diegene die de opnames maakt is blijkbaar een jongeman, een vrolijke jongeman die gevechten achter de rug heeft en zin heeft om met twee van zijn makkers in de ruïnes van zijn stad te wandelen. Hij levert commentaar op wat hij ziet en filmt. Zijn commentaar is cynisch, een zwart cynisme. Het komt op neer dat hij het maar als grapjes ziet. Ze komen bij het ziekenhuisgebouw, althans dat ooit een ziekenhuis was en hij zegt: 'en dat is het ziekenhuis maar ik zie geen 'Daaish' (IS strijders) erin.' Het is een dubbele grap. Ze lopen verder en komt een van zijn kamraden in beeld, een jonge man die nog geen twintig te schatten is. Die jongeman is ook vrolijk. Het lijkt alsof hij gaat uitstappen en een meisje gaat scoren. Als we de andere jongeman zien zegt de cameraman: 'en deze is de held van Kobani'. Op dat moment wordt geschoten, van dichtbij. En de jongeman die de held zou zijn kijkt om zich heen alsof helemaal niets aan de hand is. De jongemannen lopen verder. Ze komen bij de plek waar meerdere IS strijder zich met hun auto's hadden opgeblazen. Het commentaar wordt steeds cynischer en zwarter. Het bevat een gevoel van gelatenheid, bitterzoet commentaar. De stukjes van lichamen van de zelfmoordenaars liggen verspreid tussen de kleine wrakstukken van de auto's en andere puin. Een fictie film met al zijn speciale effecten kan het decor van die horror niet na kunnen bootsen. Als ze een linker voet met een klein stukje onderbeen passeren zegt de cameraman:'hij draagt geen schoen.' Dat betekent dat de voet van een Arabier is. De Koerden hebben een bijnaam voor de Arabieren namelijk; 'péxas'=blootsvoets. Een paar meter verder op gaan ze voorbij het hoofd van een bebaarde man, althans een grote baard steekt uit van onder een zwart lapje. De rest van het hoofd ligt blijkbaar ergens anders. 

Ik wilde niet kijken maar ik wilde ook kijken. Ik wilde niet kijken omdat ik de beelden niet wilde zien, beelden die me eventueel blijven achtervolgen maar ik wilde blijven kijken om het commentaar aan te horen. Een nuchter commentaar raakt me, altijd. En die jongeman had droog humor. Denk daarbij aan Martin van Rossem en zijn nuchtere droge lachwekkende opmerkingen. Niet alles wat de jongeman zei was een grap. Hij zei tussen neus en lippen: 'we verlaten onze stad niet. Onze stad wordt een begraafplaats voor de Daaish...'

Dat laatste geloofde ik en voelde rillingen, koude rillingen...