13. apr, 2015

De trein kan nooit sneller gaan dan gedachten...

Behalve de hemel en de verkeersboorden is niets blauw aan deze maandag. Het fietspad richt haar rug recht, wordt een helling en test mijn conditie. De pijn in de rechterknie steekt nu en dan, na bijna een jaar van een perfecte val van de fiets. Ik laat iedereen voorbij fietsen en geniet van de de ritme die bij een schildpad behoort. De frisse wind likt me en dat kietelt. 

De trein rijdt richting het westen. De hier en daar verspreide grijze wolken proberen de laatste turbulenties te veroorzaken bij de vliegtuigen die trachten te landen en de wolken te mijden. De grijze wolken dikker naar mate we verder richting het westen komen. De velden tussen Haarlem en Leiden tekenen zich af als tapijten van bloemen. Paars, rood, geel en nog meer kleuren. Ik wil alles opnemen, opslaan en reproduceren. Staren naar buiten, in een rijdende treinen, doen tegenwoordig weinig mensen. De volkstuinen langs de beken en kanalen proberen mij op andere gedachten te brengen. De boeren verenigen zich met de akkers. 

Mijn blik glijdt naar binnen. Tegenover me komt een jonge vrouw te zitten. Een jonge vrouw met een oude ziel en vermoeide ogen. Haar ogen lijken met een ijzer zware lens-contacten te vechten. Na het bekende kijken en intikken in de smartphone verbergt ze de telefoon en haalt een dik boek uit haar tas. Ik lees de titel:'Niets is waar en alles is mogelijk.' Natuurlijk is dat flauw om iemand te beoordelen op basis van een boektitel. De kranten, de gratis kranten, die er liggen laat ik koud. Mijn eigen krant blijft in mijn tas snurken. De jonge vrouw naast me pakt een van de kranten op en slaat die open. Ze heeft een loopneus, inhaleert dat ritmisch en wisselt dat met een slokje koffie. Ik werp een blik op de krant die bijna op mijn dij ligt. Een grote titel vertelt dat een Duitse vrouw, van vijfenzestig jaar oud, is zwanger van een vierling. Mijn lippen hinderen de lucht niet die uit mijn longen naar buiten stormt en trillen als de lippen van een paard die zijn bek schoonmaakt. Elders, in diezelfde krant, staat dat 'de vrouw het leidende onderwerp van Lijden is.' Ik kijk weer naar buiten. De trein blijft rijden. Het lijkt of de trein probeert mijn gedachten in te halen. Een wedstrijd die de trein nooit kan winnen...

Eindelijk stopt hij en spuugt me uit. Ik loop in een winderige straat, bijna koud. Als ik omhoog kijk zie ik flats, gigantische hoge flats en besef dat ik, als mens, klein ben maar mijn gedachten groot kunnen zijn, zo graat dat ze het bestaan van gecreëerde goden, en zeker het bestaan van één almachtige, belachelijk vinden.