2. mei, 2015

De weg naar berg Ararat

Laatste tijd probeer ik te ontsnappen aan het nieuws dat me bijna achtervolgt. Ik zie de aarde beven, de gebouwen neerstorten en lijken worden onder het puin gehaald. Je zou denken dat we, als mensen, immuun moeten zijn tegen al dat geweld dat bij ons binnenkomt. Maar je ogen worden nooit immuun. Ik zag laatste een jonge vrouw die terug was gekeerd van Nepal. Haar gezicht was bont en blauw en haar hoofd in het verband. Dat beeld alleen is voldoende om de ernst van de zaak te zien en niet meer in de immuniteit te geloven. Maar goed die aardbeving was het werk van de natuur en de natuur kan je niet echt aanpakken. Je kunt de aarde niet verbieden te schudden of beven. Er zijn er die de aarde een handje helpen te beven. Maar daar wil ik het niet over hebben. Ik wil het ook niet hebben over ISIS. ISIS is een soort diaree geworden die ik al doorgespoeld heb en er niet meer aan terug wil denken. Over oorlogen en bevrijdingen wordt veel gepraat en geschreven. Mijn bijdrage zal zich eenzaam en klein voelen. Ik wil ook niet over de nieuwe koers van Ayaan Hirshi Ali hebben en ik wil Esther Voet, die niet meer als directeur van CIDI mag functioneren, met rust laten. Omdat er roddels waren dat Ayaan jood zou geworden is dacht ik even dat zij misschien een goede CIDI directeur kan worden maar daarna besefte ik dat dat geen goed idee was. Want mevrouw Voet is ontslagen omdat ze te aanwezig en te activistisch was. En voor Ayaan zou dat wel een zeer radicale omweg zijn.
Laatste tijd wil ik niets anders doen behalve wandelen, wandelen en wandelen. Ik heb wezens gevonden die geen nieuws vertellen. Die geen nieuws willen horen en zeker niet gestort willen worden. Het enige wat ze doen is grazen, grazen en grazen. Als ze niet grazen zitten ze te luieren en het gras te herkauwen. Deze wezens hebben gigantisch terrein voor zich. Ze staan op wanneer ze willen, meestal na de zonsopkomst. Ze gaan vervolgens,als kleine groepjes, alle kanten op.
Vanmorgen vroeg wilde ik hen zien opstaan en begroeten. Ik wilde even tussen het hele kudde gaan staan. Maar de weg was afgesloten. Ik moest omrijden en daarvoor had ik geen energie. Ik nam een afslag naar een meer, een rustig meer. De zon en de wolken waren in harmonie. De wind was lui en gaapte nog. Alleen de muggen waren actief. Duizenden muggen, misschien miljoenen muggen hingen op het padje dat ik bewandelde. En het meer was glad als de wang van een baby. Het meer was een spiegel die de wolken op hun kop zette. Ik fotografeerde het meer en zwanen. Ik kwam tot rust, dat dacht ik althans. En toen hoorde ik een kort nieuws, een gedachte over de vergankelijkheid. De terugweg naar de auto die een uur zou duren leek op de weg naar de top van de berg Ararat...