14. jun, 2015

Juni gedicht, een verslag...

Juni gedicht valt dit jaar ook op zondag. Het valt altijd op zondag. Vorig jaar waren beeldhouwers die beelden hadden gemaakt. Er waren dichter die opdracht kregen gedichten over de beelden te maken. Mijn aandeel was 'aarde'. De zondag was zonnig. Er was veel volk dat niet voor de dichters en beeldenhouders kwam maar voor de eetkraampjes. Eten trekt meer mensen. Dichters trekken weinig mensen. Dat ligt niet aan de dichters en gedichten. Mensen eten per dag drie keer en snoepen de hele dag door. Er zijn weinig mensen die drie keer aan een gedicht denken, meer gedicht lezen of drie gedichten schrijven. Er zijn natuurlijk uitzonderingen. Ik lees geen gedichten, althans als ik niet toegestuurd krijg om een mening over te geven. Ik lees een paar keer per jaar Arabische gedichten. En een paar keer per jaar luister ik naar Koerdische gedichten die toevallig op het internet zich aanbieden. Met die informatie in mijn achterhoofd heb ik weer ja gezegd op de deelname aan juni gedicht van dit jaar. Ik ben niet gekoppeld aan een bedrijf. Ja, dit jaar schrijven dichters over de bedrijven op het terrein van Westerpark. Lijkt me niet makkelijk. Daarom ga ik eerder en wil langs de dichters, in ieder geval de dichters die ik persoonlijk ken. Het weer is niet echt vrolijk. Het is bewolkt en er vallen een paar mot-druppels. Ik vind het knap van mijn collega dichters die over de bedrijven schrijven. Ik heb het wel makkelijk want ik ben gevraagd in het gras te gaan staan, zitten of liggen. In ieder geval niets op tijd inleveren. Elke dichter krijgt een bankje, een vel gekleurd bankje, een tasje met drankjes, koekjes, een fels water en het belangrijkste: een boekenbon. O ja, je krijgt ook een grote gele ballon die vijf meter hoog boven je kan hangen, wapperen om aandacht te trekken. Ik krijg geen ballon. Mijn ballon is gevlogen. Ik neem het bankje en ga ergens zitten. Ik leg mijn vier romans aan de linkerkant van het bankje. Ik leg de gedichtenbundels aan de rechterkant van het bankje. Mijn zwarte rugtas en het gekregen plastic tasje leg ik onder het bankje. Ik ga zitten kijken. Het Westerpark is dun bezaait. Ik ontmoet een kennis, een uitgever die ik had getagd. Hij is met zijn dochtertje van drieënhalf jaar met haar vele blauwe ogen en wangen die niet meer blank zijn door het (gekleurde) ijsje dat ze eerder had verorberd. Ik breng een paar gedichten aan het gehoor van vader en dochter. Sinds 2000 heb ik geen gedichten meer uitgegeven. Of wacht. Het is niet helemaal waar. In 2007 gaf Meulenhoff een boek van me uit bestaat uit essays en gedichten, 27 gedichten. Nou in ieder geval ik heb dan toch, als je dat boek als een (halve) bundel wil beschouwen, toch heb ik in maar bijna acht jaar geen gedichten uitgegeven. Ik vertel mijn kennis, de jonge uitgever, dat ik eigenlijk een paar honderd gedichten heb. Ik lees er een van. Ik lees het gedicht woestijn (zie elders op mijn site) Hij vind het heftig. Zijn dochter zegt spontaan dat het knap was maar als hij dat bevestigd wil krijgen zegt ze iets anders. Typisch kinderen van drieënhalf jaar jong. Vader en dochter moeten naar een feestje. De vader rookt een sigaretje en vraagt dochter lief of ze op zijn schouders wil. Ze wil niet. Tien seconden later wil ze wel. Ook typische kinderen van drieënhalf. Ze gaan. Ik wacht verder op de volgende reiziger, opzoek naar gedichten. Er komt een geïnterneerde dame. Ik vraag wat ze wil. Ze kijkt en zegt iets uit die bundel. Ze vindt de titel interessant: Vrijheid is dood. Ik lees het gedicht met dezelfde titel voor. Ze bedankt me en gaat. Er komen mensen en gaan. Soms staat er een, soms drie en het hoogste getal dat in een keer staat tel ik zes zielen. Ik probeer niet uit mijn hart te lezen. Dat lukt niet altijd. Sommigen vinden dat fijn en anderen eng, te indringend. Een collega dichter, een Koerd die tot de dichter van Utrecht heeft geschopt komt bij me staan en blijft langer hangen. We praten over gedichten, over de afwezigheid van Koerden die liever politieke bijeenkomsten en feestjes bezoeken. Twee uren gaan voorbij in het zelfde weer, in het steeds dun bezaaide Westerpark. Uit het podium klinken luide geluiden. De dichters die in opdracht schreven zouden optreden. Ik draag mijn rugtas op mijn rug en loop langs de studio's van DWDD en Jenik. Ik loop langs het theater, de bars en restaurants. Ik passeer de brug, het zebrapad. Het Westerpark ligt achter mij. Juni gedicht is voorbij, de avond nog...