12. okt, 2015

Wordt je ook soms stil van het leed van anderen?

Leed is leed. Klein of groot kan je als observator, als buitenstaander misschien categoriseren maar voor de persoon in kwestie is dat niet aan de orde. Met het beheren en verwerken van het leed gaan er mensen verschillend mee om. Aanslagen als die van Ankara op vredelievende mensen komen eerst als getallen binnen. Als je de eerste beelden ziet, dat mensen aan het dansen zijn en er een ontploffing komt schrik je maar omdat je op dat moment geen slachtoffers kunt zien ga je er vanuit dat het meevalt. Niet waar. Als de beelden later komen en je ziet lijken, je ziet bloed en je ziet het verdriet word je machteloos. Het zuigt je in. Aan de ene kant wil je helemaal het leed niet zien maar aan de andere kant je kunt er niet aan ontsnappen. Je wordt omsingeld door de hoeveel aan beeldmateriaal dat je met je neus op de feiten drukt. Later komen de foto's van diegene die als lijken op de grond lagen. Die lijken krijgen namen, gezichten en een deel van hun leven komt bij je binnen. Met elke stap die de kennis zich in je boort wordt het leed binnenin je groter. Je probeert je af te leiden. Je concentreert je op je werk. Je probeert andere dingen te lezen, te zien. Je wil aan iets anders denken, aan iets onbenulligs maar de beelden blijven je achtervolgen. Je probeert de krant te gebruiken als afleiding maar de krant boort meer kanalen die, op zijn zachts gezegd, je alleen maar verdrietiger maken door je te laten voelen dat je niets voorstelt. Zeker als je Koerd bent. Je komt weer tot de bekende conclusie die je al decennia hebt getrokken dat de Koerden geen (machtige) vrienden hebben en dat ze zelf elkaar het licht in de ogen niet gunnen, dat ze altijd slachtoffers blijven.
Ik wilde dan op zondagochtend een oude vriend bellen die inmiddels in zuid Koerdistan woont. Met hem kon ik alles relativeren en om onze ellende (bitter) lachen. Het luchtte altijd op. Zijn stem was stervend. Hij was zelf niet ziek maar de machteloosheid was een soort agressieve kanker die hem de keel dicht kneep. Van de situatie in Koerdistan werden we alleen verdrietiger en machtelozer. Ik vroeg hem terloops wanneer hij voor het laatst in Nederland was en ik herinnerde hem aan onze hardloopsessies die we in jaren tachtig deden waar elke keer hij na halfuur hardlopen achter een struik moest verdwenen voor een grote boodschap. Hij bleef even stil. Zijn stem werd zachter en ouder. Hij zei na aarzelen: 'Ik was in augustus hier en vertrok aan het einde van die maand, op de sterfdag van de zoon van N.' Het is maar één N. die we beide kennen. Ik was stil, totaal stil. De 21 jarige medicus was gestorven aan kanker. Even flitsten in mijn hoofd het kraambezoek, hij als kleuter en puber en daarna was geen contact meer. Waarom? Joost mag weten. Want we hebben nooit ruzies en zelfs geen verschil van mening of wat dan ook. Maar iedereen is bezig met zijn leventje. De dagen, maanden, jaren en decennia gaan voorbij. Het leven gaat voorbij...