2. nov, 2015

Welke hoer baart betere zonen?

'Was ik maar een zoon van een hoer maar in Europa was en niet van een vrome moeder die me in Irak heeft gebaard', dat was een kreet die een bekende vriend uitsprak, in een kring van jongeren die dronken waren. Jongeren die enorme last hadden van de politieke situaties van onderdrukking onder de Iraakse dictator Saddam Hussein. Vervolgens, ook door invloed van een paar glazen sterke Iraakse nationale drank die arak heet zei een ander tegen die jongen, na dat iedereen uitgelachen was: 'dat is inderdaad beter dan een zoon te zijn van een Iraakse hoer die ons de mond snoert en de scepter zwaait'. Hij bedoelde hiermee Saddam Hussein zelf. Het gelach laaide weer op.
Dit waren momenten van ontladingen toen we nog als twintigers in het Bagdad leefden, de Bagdad van eind jaren zeventig. De kring van jongeren die die avond aan de tafel zaten en politieke moppen maakten spatte uit elkaar. De ene werd gevangen genomen, de ander naam de benen naar een afgelegen dorp in de woestijn, weer een ander werd op straat in een auto geduwd en verscheen nooit meer.
Deze herinnering kwam aanwaaien niet wegens de oorlog in Syrië, Irak en het hele Midden-Oosten. Niet wegens de ongenuanceerdheid van vele Nederlandse landgenoten die tegen de opkomst van vluchtelingen zijn. Ook niet naar aanleiding van de Turkse verkiezingen die straks een officiële dictator gaat opleveren die waarschijnlijk in de sporen van Saddam zal optreden.
Deze herinnering stak de kop op toen ik het mooie boek met de titel 'De stamhouder, een familiekroniek' van Alexander Münninghoff heb uitgelezen. Het boek heeft al diverse prijzen gewonnen en was ook bij DWDD het beste boek van de maand ergens in de lente van dit jaar. De prijzen zeggen me niets want ik ben vaker aan het lezen van prijswinnende boeken begon en niet kon uitlezen. Maar dit boek is goed geschreven, nuchter. En die nuchterheid, die afstandelijkheid, hangt regelmatig een brok in je keel. Het is een echte autobiografie, een geschiedenis en geen roman. Het is wel als een roman geschreven. Twee van de hoofdpersonages zijn zijn ouders, zijn moeder Wera en zijn vader Frans. Frans werd met grote overtuiging, bezieling, een SS'er. Hij voelde zich Duitser, had hekel aan zijn vader die hem Nederlander wilde voelen maar dat nooit lukte.
Het boek is alles behalve zwart-wit. Het is genuanceerd. Vaak tijdens het lezen moest ik aan de verhalen uit landen als Irak, Iran en Syrië denken. Verhalen van vluchtelingen die soms ongeloofwaardig klinken omdat we simpel en zwart-wit denken of er neigen zo te denken. Maar dat doet er niet toe. Hij, Alexander, beschrijft de feiten en jij als lezer kan je een oordeel vellen. Als je vanuit de bril van een ongenuanceerd iemand, zwart-wit denkend iemand, leest zou je meteen de schrijven de stempel geven als de zoon van verkeerde ouders: vader een SS'er en moeder een hoer. Dat is zeer onterecht. Als je het goed leest dan weet je dat het erom gaat waarom iemand iets doet. Is het uit overtuiging of uit nood? Wat moet een jonge vrouw met een zoon die geen macht heeft. Een moeder, in de oorlog, genegeerd wordt door haar schoonvader, verlaten door haar man en wordt begeert door vele mooie jonge mannen?
Als ik dit verhaal aan die Iraakse vriend zou kunnen vertellen, de vriend die "de zoon van een Europese hoer wilde zijn" en niet van een vrome Irakese, zou hij (als hij nog leeft) lachen, knipogen en zeggen: 'Zie je wel. Zelfs hun hoeren baren betere mensen dan de onze.'