20. feb, 2016

Hoe vertel je het aller verschrikkelijkste?

Het is ruim twee weken later. De drukte in het huis is minder. Er komt nog steeds bezoek. Dat is de traditie hier, in deze Koerdische stad, wanneer er iemand komt te overlijden. Het is avond en ik zit eindelijk alleen met het familiegezin, zonder bezoek. We zitten aan tafel. Diverse soorten eten staan op tafel. Het jongste familielid dat aan tafel zit is een meisje van vijf jaar. Sinds het verlies van haar oudste broer (20 jaar) gedraagt ze zich anders, bijna als een baby. Ze begint zelfs weer aan een van haar vingers te zuigen. Ze heeft geen rust en vraagt constant aandacht. Ik weet niet hoe ik me tot het kleine meisje moet verhouden. Ik probeer afstandelijk te zijn en haar als volwassen te zien en zodanig behandelen.
Na het eten gaan we weer in de woonkamer zitten. Ik vraag de vader, die zijn oudste zoon verloor, hoe hij het verschrikkelijke nieuws hoorde. Hij wendt even zijn gezicht van me af, kijkt diep in de verte en een onzichtbaar wolk omvat zijn gezicht. Een spontane diepe zicht ontsnapt. Ik krijg bijna spijt van mijn vraag. Hij herstelt zich en probeert met een gewone stem te vertellen.
'Ik was thuis. De tijd liep tegen middernacht toen aangebeld werd. Ik deed de deur open. Mijn achterbuurman stond voor de deur met een verschrikt gezicht. Ik nodigde hem naar binnen te komen maar hij zei dat we naar het ziekenhuis moeten gaan "onze zonen liggen gewond in het ziekenhuis". Zijn zoon die licht gewond was had hem gebeld. De gewonde buurzoon zat naast mijn zoon, die de auto reed. Ik vroeg de buurman of de wonden ernstig zijn. Ik kon niet horen wat hij antwoordde. Ik vroeg me af waarom mijn zoon niet belde. Mijn hart zakte in mijn schoenen en belde meteen met mijn zoon. Een vreemde stem antwoordde en zei gelijk dat ik onmiddellijk naar het ziekenhuis moest komen. Ik vertrok onmiddellijk naar het ziekenhuis. Ik weet niet hoe ik daar aangekomen was. Daar ging ik meteen naar de eerste hulp, want daar moest ik wijzen. Ik liep binnen en zag de buurjongeman. Een arts was bezig de wonden aan zijn achterhoofd te hechten. Ik vroeg naar mijn zoon. Hij raakte in paniek en kon niets zeggen. Ik ben verder met een verpleger gegaan die mij begeleide. We kwamen bij een bedekte lijk aan dat op een brancard lag. De verpleger trok de laken weg en ik zag hem...'
Zijn ogen raken vol, de brok is zijn keel wordt groot, hij slikt en ik zie zijn adamsappel heen en weer gaan. Hij herstelt zich en vertelt verder.
'Gelukkig was zijn gezicht heel. Het lag in een plas van bloed dat door het bed heen naar de grond druppelde.'
Op de bank maakt hij onbewust bewegingen en gebaren maar blijft zitten. Hij stikt bijna in zijn woorden. Ik zie hem uit de kamer weg rennen, zich haasten om frisse neus te halen en het uit te schreeuwen. Maar mannen in die cultuur mogen niet huilen.
'Ik ging in de tuin van het ziekenhuis als een gek heen en weer lopen. Ik wilde mijn vrouw niet niets vertellen, nog niet. Niet door de telefoon. Zij had misschien al honderd keer gebeld. Terwijl ik in dat verdriet en machteloosheid verkeer en niet weet wat ik moest doen komt een omstander en zegt dat ik god moet dankbaar zijn. Ik barste bijna uit en schreeuwde tegen hem dat ik god niet vervloekte en dat hij zich met me niet moet bemoeien. Ik bleef heen en weer lopen. Zonder te weten heb ik mijn zwager gebeld, de broer van mijn vrouw die in Europa woont om te komen, liever met mijn schoonmoeder. Ik heb daarna mijn broer gebeld. Deze kwam onmiddellijk. Hij zei dat ik mijn vrouw moest vertellen. Ik zei dat doe ik niet door de telefoon.
Het lijk moest voor onderzoek in het ziekenhuis blijven. We moesten weg. Twee uur na middernacht reed ik naar huis. Mijn vrouw stond te wachten. Ze schreeuwde waar onze oudste zoon was. Ik zei dat hij verongelukt was door een auto ongeluk. Ze liet een oerkreet los. De kinderen schrokken wakker en kwamen op hun moeder af. We stonden daar in paniek, in een kolossaal machteloos verdriet.'