31. jul, 2018

Verdwaalde oude fietser

Wat is er in godsnaam aan de hand met ons. Het is toch beangstigend om te constateren dat de ernstige gebeurtenissen ons niet meer hard raken. Je ziet op het nieuws terroristen met een auto fietsers bewust doodrijden, ergens in Tadzjikistan. Het volgende item laat beelden zien van een camera waarop een vrouwen een klap in het gezicht van een man die haar probeerde te versieren en waarop ze niet inging. 

We zien alles maar onze hersens zijn helaas, aan het geweld, gewend geraakt. Misschien door het zien van  “ergere” gebeurtenissen van afgelopen decennia’s zijn we gevoelloos geworden. Vroeger kwamen ze hard binnen. Nu gaat alles snel aan je voorbij. Massamedia heeft veel in ons kapot gemaakt dan ons lief is. 

Je hebt bijvoorbeeld geen tijd om stil te staan bij de pijn en de vernedering die op dat moment die vrouw voelt. Je hebt geen tijd om stil te staan bij de pijn van de slachtoffers, de gewonde overlevenden en de trauma die zal volgen en de pijn en de nachtmerries van hun nabestaanden. Die beelden van die aanrijding werken waarschijnlijk op de nabestaanden als een dolk in hun ziel. Zulke gebeurtenissen raakten me vroeger heel hard waardoor ik zelfs er nachtmerries van kreeg. 

Nu lijkt alles zo normaal dat het bijna bij het leven hoort. Ik hoop niet dat we straks, door de macht der gewoonte, zulke gebeurtenissen gaan missen, als er een tijdje niets gebeurt. 

Niets is de mens vreemd. We worden harder en harder. Het zal me niet verbazen als straks de mensen van wie het hart (technisch) niet meer functioneert om dat door een steen te laten transporteren, vervangen.

Om zulke gedachten over die harde wereld enigszins kwijt te raken pakte ik de fiets om alles te laten uitwaaien, langs het kanaal, langs de weilanden met koeien en schapen. Ergens bij Ransdorp kom ik een verdwaalde fietser tegen die wijst dat ik moet stoppen. Normaliter stop ik voor niemand maar bij het passeren van de man zie ik dat het een oude man is. Ik stop en kijk vragend naar hem.

  • Gaat deze richting naar Purmerend? 
  • Nee, dat is de verkeerde richting. U moet de andere kant op.

De man zucht en kijkt moeilijk uit zijn ogen. Hij draagt een pet tegen de zon. Zijn roodgeverfde baard kan de witte uitgroei niet verbergen. Terwijl het behoorlijk warm is draagt hij warme kleding. 

Ik kijk in de omgeving. Wij staan midden op een fietspad, midden in weilanden en behalve grazende koeien is niets te zien. 

  • Meneer, volgt u mij maar ik breng u naar een plek waarvandaan u makkelijk de route naar uw bestemming kunt volgen. 
  • Naar Purmerend?
  • Jazeker naar Purmerend. Ik ben maar, zonder bestemming, aan het fiets en elke andere richting is oké voor me. Volgt u me maar.

Ik fiets en de man, waarschijnlijk Surinaamse Hindoestaanse moslim, fiets achter me aan. Wij fietsen. Hij probeert naast me te fietsen maar het lukt hem niet helemaal. Hij wil een praatje houden en dat begrijp ik. Ik hou van verhalen van mensen maar ik heb ook mijn momenten waar ik helemaal niets wil horen, behalve de wind die mijn haren laat wapperen. 

  • meneer mag ik vragen waar we nu fietsen? 
  • We fietsen nu aan de grens van Amsterdam noord. Links van ons zijn de golfbanen en rechts van ons, daar is Waterland. 
  • We hebben hier toch gefietst? 
  • Nee, niet samen in iedere geval. Kijk, ziet u dit verkeersbord. Staat Purmerend er op. U kunt deze route nemen maar u kunt nog een stukje met me mee fietsen dan is het makkelijker. 
  • Welke is beter.
  • Beide fietspaden komen straks bij elkaar.
  • Oké, ik neem dit.
  • Prima, fijne dag en succes.

Ik sla linksaf maar voel dat hij weer achter me fietst. Ik trap minder hard en hij komt naast me fietsen.

  • U gaat toch met me nog een stukje mee?
  • Ja. Fietst u voor conditie?
  • Ja. 
  • Is uw been gebroken?
  • Een soort van, maar ik kan wel fietsen zoals u ziet.

Op een kleine helling merk ik dat hij moeite heeft te klimmen maar hij trapt door. Boven op de helling stop ik en zeg dat hij nu echt alleen verder moet. Ik zeg of hij het verkeersbord ‘Purmerend’ ziet waarop 10km staat. Zonder er naar te kijken zegt hij ja. Ik zeg dat hij wel op de verkeersborden moet letten. Hij knikt met een zorgelijke blik. Ik wens hem een goede rit, veilige aankomst en fiets zelf verder langs het kanaal en probeer te stoppen met nadenken.