23. okt, 2021

Sali, Ali en Ismail verloren van Corona.

In mijn geboortedorp stierven de mensen vrij vroeg, vooral de mannen en kinderen. Het was dan normaal dat de twintigers stierven. Ze lieten dan hun weduwes en kleine kinderen achter. De armoede heerste in dat gebied, bijna altijd maar tijdens en na de tweede wereld oorlog was de hongercrisis gigantisch. Een maagd huwen was bijna niet meer te bekostigen. Mensen hadden geen geld toch waren de huwelijken met een maagdelijke jonge vrouw kostbaarder dan de huwelijken met de weduwes. De vrijgezelle mannen die geen genoeg koeien, schapen of een paar hadden om als bruidsschat aan de familie van de bruid te geven gingen dan bijna noodgedwongen met weduwes trouwen. Ze hoefden dan bijna niets te betalen voor de nieuwe/oude bruiden. En weduwes met hun weeskinderen trouwden opnieuw om hun magen en die van hun kinderen te vullen.
Tante Amine, de jongere zus van pa, en mijn moeder, die ook Amine heette, waren twee van die weduwes die met twee maagdelijke vrijgezelle mannen trouwden. Tante Amine met Younis en moeder met mijn pa.
Toen het huwelijk van Younis en tante Amine voltrok had tante Amine al twee kleine kinderen; Myriam en Salih. Mijn moeder was bijna twaalfjaar ouder dan pa en had al zes kinderen gebaard waarvan er drie al gestorven waren. De twee huwelijken, van mijn vader en zijn zusje hebben bijna tegelijkertijd plaats gevonden. De twee Amine’s raakten bijna gelijk na hun tweede huwelijk zwanger. Mijn moeder kreeg miskraam toen ze zes maanden zwanger was. Een paar maanden hierna ben ik door mijn pa in de baarmoeder van mijn ma geplant.
Tante Amine baarde Ismail als de eerste zoon van Younis. Younis was kort, dik en blond met dik rood hoofd en twee blauwe uitpuilende ogen. Ik ben een klein jaartje na Ismail geboren.

Ismail was blond jongetje met lichtblauwe ogen. Zijn gezicht was altijd rood. Zijn moeder noemde hem ‘Soré cav Shin’ dat ‘Rode met blauwe ogen’ betekende. Mijn moeder noemde mij: ‘Terreré mu zer’ en dat betekende ‘Blonde Tataar’. Ismail was mijn neef, de zoon van het zusje van mijn vader. Hij was ongeveer een jaar ouder dan ik maar wij beiden kenden onze geboortedatum niet. We gingen naar de school toen die voor het eerst in september 1958 in het dorp openging. Ismail en ik waren bijna onafscheidelijk. Als we naar school gingen gingen we samen, met zijn halfbroer Salih die een paar jaar ouder was en een paar andere jongens van het lage gedeelte van het dorp. We gingen dan naar het hoge gedeelte van het dorp dat een paar kilometer hoger lag, in de schoot van een berg, op een heuvel die over het lage gedeelte keek. Driejaar gingen we samen naar de school. Ismail en ik hebben altijd naast elkaar gezeten. Toen het vierde schooljaar halverwege september 1961 begon gingen we op een dag weer naar de school. We waren onderweg. Ismail en ik liepen voorop, Salih, zijn halfbroer, de zoon van dezelfde tante liep achter ons met de andere jongens. Salih had zwarte haren en donkerbruine ogen. De vader van Salih was dood, zijn moeder trouwde met Younis die blond was met uitpuilende blauwe ogen. Toen de school in het dorp begon stuurde hij zijn oudste zoon Ismail wel naar school maar wilde niet dat Salih, zijn stiefzoon, naar de school ging. Salih moest in de boomgaard werken. Mijn vader werd boos op Younis en dwong hem om Salih als nog in te schrijven voor de school.
Op die warme dag van september 1961 aten we, onderweg naar de school, rozijnen die onze moeders in onze broekzakken hadden gepropt. Ineens schrokken we van geweerschoten die dichtbij werden afgevuurd en ons het schrik injoegen. We stopten en we draaiden ons om naar het explosieve geluid dat uit het dorp kwam. Een auto reed met hoge snelheid door het dorp richting de stad, in de zuidelijke richting. De geweerschoten hielden aan maar de auto verdween uit het zicht. Er werd ineens stil. We keken onwennig en vragend naar elkaar. Op dat moment verscheen mijn halfbroer Habib met zijn beladen ezel. Hij stelde ons gerust en zei met een kalme stem dat we niet naar school moeten maar terug naar huis. We liepen samen terug naar huis. De maanden daarna was het dorp het toneel van militair vertoon. De Iraakse militaire voertuigen reden door het dorp, er marcheerden militairen overdag maar in de avonden kwamen de Koerdische strijders in het dorp logeren, ook in ons huis,. De angst voor luchtbombardementen en de roddelmachine joeg ons op en dwongen de dorpelingen om overdag hun heil buiten het dorp te zoeken, in de grotten en onder de viaducten van de autoweg.
Op een dag waren we het zat om uit het dorp te vluchten en juist op die dag werd de omgeving van het dorp met straaljagers gebombardeerd en later met gevecht helikopters. Ik had het gevoel dat de heli in onze woonkamer wilde invliegen. Een paar maanden later vluchten we naar de stad Duhok. Daar waren Ismail, Salih en ik onafscheidelijk. Na twee weken in Duhok vluchten we verder, zo’n 120m naar het zuiden. In het dorp Qayara verbleven we een paar maanden. Op een dag vertrok het gezin van mijn tante Amine, de moeder van Salih en Ismail naar Bagdad. Ik huilde van binnen en probeerde me te vermannen en zwaaide ze uit. Salih en Ismail zaten achter in de pick-up. Hun haren wapperden toen het wazig werd voor mijn ogen en de aut in een fata morgana verdween die de woestijn een vals beeld gaf.
Jaren later werd mijn nichtje, de volle zus van Ismail getrouwd met Ali. Ali kende ik pas in Nederland in 1981. We werden buren in verschillende plaatsen in Amsterdam, eerst in een pensioen, daarna in een flat in Bijlmer en uiteindelijk in Amsterdam Noord. Ali verliet Amsterdam en zijn gezin in 1992 en stichtte een nieuw gezin in Koerdistan en kreeg met zijn nieuwe vrouw vier dochters. In 2019 was ik in Koerdistan en ik ging rondom het hotel wandelen. Daar kwam ik Ali tegen die in zijn moestuin aan het werk was. We hebben een kopje thee bij hem op het balkon gedronken. Dat was de laatste keer dat ik Ali zag.
Salih ontmoete ik ook voor het laatst in 2019 in Duhok. Hij was stil zoals altijd. En Ismail heb ik voor het laatst in 1996 in Duitsland gezien. Toen hij in dat jaar in Duitsland asiel vroeg ging ik met mijn gezin bij hem op bezoek. Hierna hebben we elkaar niet meer gezien. We waren compleet uit elkaar gegroeid. 

Op 16 januari van dit jaar stierf Salih, als gevolg van corona in de stad Duhok die ongeveer 20km in het zuiden van ons geboortedrop ligt. Hij was afgelopen 20 jaar depressief en sliep bijna de hele dag door. Hij ging nauwelijks het huis uit. Salih is getrouwd met een zus van Ali, dus beide zijn met elkaars zussen getrouwd. Op 25 mei 2021 stierf Ali aan gevolgen van corona. Ismail ging begin september van dit jaar naar Duhok. Hij weigerde zich te vaccineren tegen corona. Een paar dagen naar zijn aankomst daar raakte hij besmet met corona en werd na een week met spoed naar Duitsland teruggebracht. Hij stierf op zondag 19 september 2021.

Het sterven van je naasten zet je aan het denken en je besef van dood die niemand spaart en je eigen einde komt steeds dichterbij.