4. okt, 2013

Het strand is van iedereen, het verdriet niet.

Je propt strandstoelen in de auto. Je controleert of er niets ontbreekt. Je rijdt naar een van de vele stranden langs de kust. Het is warm, het is heet. Er is geen wind, de wind is stil. Waarom moet de wind stil blijven staan als je een keer in een eeuw een strand gaat bezoeken, op een warme dag waar de kwik tot boven de dertig stijgt? Je bent inmiddels de vragen moe, de vragen waarop geen antwoorden van pas kunnen komen. Eigenlijk moeten die vragen niet gesteld worden. Het zijn vragen die weten dat ze zonder antwoorden geboren zijn. Het zijn de bastaards onder de vragen. 

Je zoekt een parkeer plek. Alles is bezet, bumper aan bumper. Bijna alles. Vlak voor het strand is er een plek. Je wrijft in je handen, je hebt geluk. Je parkeert en haalt de strandstoelen uit de auto, de stranddoeken enzovoort. Het is na vier uur. het strand negeert de siësta. Overal graven mensen zich in het zand. Sommigen met het gezicht naar de zee en anderen naar de zon. In de ochtend kunnen waarschijnlijk alle neuzen in een richting gaan waar ze de zee en de zon in een vizier krijgen.
Wie wil de zee zien moet de rug naar de zon draaien. Je hebt hekel aan de zon. Nou, aan de hete meedogenloze zon. Je graaft een parasol, je settelt je strandstoel, eigenlijk is het een ligstoel, eerder een bed. Je legt een baddoek eroverheen en je gaat liggen, half-liggen. Je kijkt naar de zee die stil blijft. Lichamen op stranddoeken, in stoelen, in ligstoelen en in het zand zonder doek of iets anders. Lichamen, lichamen, lichamen. Dunne, dikke, hele dikke, jonge, oude, bejaarde en alle soorten en maten van lichamen. Het is een lichamenfestijn. Het golft lichamen, het waait lichamen en het wemelt van lichamen.  Lichamen die de zee in gaan en weer terugkeren, lichamen die wandelen langs de golven. De golven die zich beginnen te vormen en steeds terrein winnen. Haren beginnen in de wind te wapperen. Alle mannen zijn topless. Niet alle vrouwen zijn topless. Weinig vrouwen zijn topless. Vrouwen met bikini’s, vrouwen met zwempakken en vrouwen met hoofddoeken. Alle lichamen, naakt, halfnaakt of geheel bedekt willen een ding: van de zee en de zon genieten. Eh, van de zee zeker, van de koelte. Misschien iets minder van de zon. De zon is de veroorzaker van de warmte, de warmte is de veroorzaker van het zweet en het zweet wil er uit. Het wil in het water, in de wind. Je ziet ogen dicht gaan, je hoort mensen snurken. De uren gaan voorbij en het strand blijft van iedereen. De zee is van iedereen. De horizon is van iedereen. Het licht is van iedereen. Het donker is van iedereen.
Wat is niet van iedereen? Daar aan het strand, op het witte zand? Het geluk is niet van iedereen! De blijdschap is niet van iedereen. Het verdriet is niet van iedereen, althans niet met dezelfde mate…
Je hebt dorst naar verdriet, nostalgie naar melancholie! Je voelt een gedicht in de lucht hangen en voorbij vliegen. Een gedicht dat met de zon ondergaat. Op weg naar het duister, ongrijpbaar.

2. okt, 2013

De advocaten van de duivel

Je kijkt naar een documentaire over de advocaten van Robert M. 


Robert M. is een, voor het geval dat u hem niet kent of niets over hem gehoord hebt, homofiele man afkomstig uit Letland. Hij is getrouwd met de Nederlander Richard O.
Hij werkte als babysitter en bij een kinderdagopvang in Amsterdam. Robert misbruikte de baby’s en de kinderen die hij zou moeten oppassen en beschermen. Het woord misbruik hier betekent dat hij die kinderen, de jongste 19 dagen oud. Ja, ik herhaal 19 dagen oud en de oudste 2,5 jaar heeft seksueel misbruikt. Seksueel misbruik hier betekent, hoe gruwelijk het woord is, het doordringen van zijn penis in de anus van die jongentjes. Robert heeft 87 misbruikgevallen bekend. Sommige kinderen heeft hij een paar keer misbruikt en anderen tientallen keren. Dat heeft hij niet voor zichzelf alleen gedaan maar zette hij zijn daden op foto’s en video’s en deelde hij met anderen waardoor hij geld voor kreeg. Robert M is opgepakt en moest berecht worden. Ondanks het feit dat hij de dader was en bekende alles moest hij als verdachte gezien worden.

Natuurlijk is het terecht dat elke verdachte het recht heeft, inclusief Robert M, op een advocaat. Dat is in een rechtstaat een (voor)recht. En natuurlijk is het terecht dat de advocaten hun cliënten mogen/moeten verdedigen. Maar heeft een advocaat het recht een dader vrij te pleiten van de misdaden tegen de menselijkheid. De daden van Robert M moeten gezien en zodanig behandeld worden, als daden tegen de mensheid. Zijn daden, wat mij betreft, kunnen gezien worden nog ernstiger als een massamoord, als het gebruik van chemische wapens. Met zijn daden heeft Robert M 87 families lichamelijk en geestelijk beschadigd, misschien onherstelbaar.
Je ziet hoe de advocaten proberen gaten in de wet te vinden om die misdadiger vrij te pleiten.
In een shot was een van de advocaten ontroerd over een tekening van zijn kind, een tekening die hij trots aan de muur had gehangen. Op dat moment denk je en wat als je kind een slachtoffer was van die misdadiger? Zou je er voor pleiten dat de ouders geen recht zouden moeten krijgen om namens hun kinderen te mogen spreken. Zou die advocaat er voor gepleit hebben om de ouders niet als slachtoffers behandeld te worden. Als advocaat, wanneer je eigen kind, zou misbruikt zijn, ga je anders piepen en terecht. Maar waarom zoek je niet de rechtvaardigheid i.p.v. het recht te bestreden. Waarom probeer je zijn misdaden die hij bekend heeft te zien als geen misdaden omdat zijn getuigenis als dader niet voldoende is. Waarom probeer je het doorzoeken van het materiaal als niet rechtmatig? Is dat rechtvaardig?
Je hebt altijd met respect en bewondering naar de advocaten en democratie maar bij die documentaire en bij dat geval en op die wijze van handeling zet je een grote vraagteken bij de rechtvaardigheid van wat de advocaten soms doen en handelen.
Het pleiten om Robert M op alle beschuldigingen vrij te pleiten is een poging om het seksueel misbruik van baby’s te rechtvaardigen. En diegene die voor zo iets pleit behoort in dezelfde cel waar Robert M zich bevind. Robert M heeft al zijn misdaden met voorbedachten rade gepleegd en zijn advocaten probeerden die te rechtvaardigen.

1. okt, 2013

Onverbeterlijk

Je zit op het balkon. Je kijkt naar de zee. Je kijkt naar de rondzwervende wolken. Je kijkt naar het uiteinde, naar de horizon. Je blijft zitten kijken, staren. Je wilt in stilte blijven kijken, de gedachten uitschakelen. Je wilt even alleen zijn met de stilte. De zee is onmetelijk, rustig. De wind is vriendelijk. De warmte verdwijnt. De zwervende wolken aan de hemel veranderen van kleur. De wit wordt grijs, donkergrijs en oranje. Oranje veranderd in rood en alles wordt opgeslokt door het duisternis. Niets is te zien, geen wolken, geen horizon en de zee is een grote donkerte. Alleen het geluid blijft. De zachte golven, de zachte wind en de rijdende auto’s in de verte. 

De leegte heerst vooral binnenin je. Stemmen uit het verleden. Beelden uit het verleden. Beelden uit het recente verleden, beelden van het nu dat straks weer verleden is. Je probeert een opsomming van de dag te maken, van de gebeurtenissen van de dag. Niet wat jij hebt gedaan. Je hebt niets gedaan behalve de dagelijkse routine. Opstaan, rennen, zweten, scheren, douche ontbijten en naar de zee kijken. Je hebt jezelf vaak gewaarschuwd: ‘kijk geen tv, luister naar geen radio.’ Maar koppig als altijd ben je opzoek naar het nieuws.
De Turkse premier is sluwer dan de duivel. Stapje voor stapje sticht hij het grote Turkije. Die term noemt hij een paar keer, althans als de Arabische tolk het correct tolkt. Straks mogen vrouwen hoofddoek dragen in bijna alle regeringsgebouwen in Turkije. Dat is democratie zou je zeggen. Dat doen ze ook in heel Europa. De Koerden mogen in hun taal zich onderwijzen maar dat moeten ze zelf betalen. Was de premier vergeten dat de Koerden na honderden jaren van onderdrukking en verbod op hun taal een systeem nodig hebben met gigantische budgeten om dat voor elkaar te krijgen en dat een onmogelijke taak is. Nee, de premier bied geen excuus voor de onderdrukking en het verbieden van de taal. Nee, hij compenseert het niet voor hen. Ze horen wel bij de staat maar als ze onderwijs nodig hebben horen ze niet bij de staat. De taal van 30 miljoen mensen is een privé zaak. Bravo, sluw moslimvos.
Je kijkt live naar de VN vergadering. De dikke grijze Syrische minister van buitenlandse zaken kan je, als je de gruweldaden van zijn regime niet kent, bijna tot tranen toe roeren. Hij doet alsof Syrië bijna het enige land is dat in de oorlog verkeert met de terroristen, de islamterroristen. Alsof niet zijn regering was die dezelfde terroristen onderdak gaf, geld gaf en middelen om de buurland Irak te terroriseren, jaren lang. Nu de terroristen zich zogenaamd tegen het regime keren is weer in het voordeel van de regering. De wereld vergeet het leed van de Syrische volkeren die bijna spontaan in opstand kwamen en nu klem zitten tussen de regering en de terroristen. Nu sleuren ze het veilige Iraakse Koerdistan mee in hun oorlog. Daar lieten de terroristen vijf autobommen in het Koerdische hoofdstad Erbil ontploffen.
Je schakelt naar de Nederlandse televisie. De televisiering blijft het Nederlandse nieuws beheersen.
Je blijft in de stilte naar de zee kijken, naar de grote zwarte donkerte. Het nieuws blijft in je hoofd klinken. Morgen moet je geen nieuws kijken of luisteren of ben je onverbeterlijk!

29. sep, 2013

Vlieg je of vlieg je niet?

Drie uur in de ochtend. De stilte omarmt het huis, de straat, de begraafplaats, de buurt en het kanaal. Je zet de wekker af voor hij gaat loeien. Je hebt bewondering voor mensen die zo vroeg opstaan en gaan werken. Snelle douche, een vlug ontbijt. Buiten voelt het fris. Bijna koud. Op de autoweg kan je doorrijden, geen files.

Schiphol is druk, het is nog geen vijf uur. De opladers, alles wat een snoer heeft moet zichtbaar zijn en apart gelegd worden zoals de laptop en de telefoons. Of ik een potje crème heb? ‘Niet dat ik weet’, en ik knipoog naar de vrouwelijke beveiligingsbeambte. Alle zakken leeg. Niets piept, geen apparaat, wel je maag. De wijzers van de klok zeggen: ‘geen tijd, loop door.’ Je loopt door. Gezichten, gezichten en gezichten komen je tegen. Slaperig, vrolijk, sacherijn en gehaast maar de meeste heeft een lege blik. De mens loopt automatisch, een robot die van alles doet.
De drukte bij de gate zegt: ‘kunnen al die mensen erin?’ Het is je hoofd dat zegt en niet de drukte, besef je dat. Een baby wordt uit zijn kinderwagen gehaald. Aan de arm van ma kijkt de baby onderzoekend. Zo’n gezicht kent hij niet. Een meisje of een jongen? Het lijkt op een meisje maar het kan een jonge zijn. Het mondje kauwt ontspannen aan een blauwe speen. De vader heeft de hulp van zijn vrouw om de kinderwagen in te klappen.

In de kist propt iedereen de zware handbagages. Er wordt omgeroepen om hat padje niet te blokkeren: doorlopen alstublieft. De oproep is niet bestemt van vrouw in de veertig die blijkbaar haar eerste baby heeft en die wil ze aan iedereen zien. Ze trots dat ze een magere jongetje heeft met grote ogen.
Achter je komt een vrouw zitten, vertelt de hele geschiedenis van haar ouders aan het echtpaar naast haar. Haar vader was in 1978 gestorven en haar moeder hertrouwde. Haar moeder woont in Spanje en nu is haar tweede man ook dood. Ze vertelt dat ze maar vier dagen blijft en dat het vermoeid is. Even later blijkt dat ze aan het andere raam had moeten zitten: ‘sorry het is nog vroeg en ik dacht snel zitten en het padje niet blokkeren. Ze mocht daar blijven zitten. Het is je lot, je moet haar in die vroege ochtend horen.
De lege stoel naast je aan het ram wordt bezet. Je zit op eens tussen twee vrouwen. Een jonge vrouw aan je linkerzijde en je echtgenote aan je rechterzijde. Je denkt aan een column van Van t’ Hek in NRC terug over een man die zijn stoel in het vliegtuig zo had geregeld dat hij tussen zijn vrouw en minnares kon zitten. Je vond het knap dat iemand zo iets kan regelen zonder dat de twee dames iets van elkaar wisten.
De lichten gaan uit. Men is bang dat iemand ergens staat met een afweergeschut klaar die op de cabinelichten gaat mikken. Dat kan, alles kan. Gelukkig ben je opeens in de lucht zonder het afweergeschut. Je zit, letterlijk, klem tussen twee vrouwen. Beide vrouwen slapen. En je wilt de reis tijd, gevoelsmatig korter maken. Ja, de tijd is gevoel. Je legt de laptop op je schoot. Alles is krap. Je permitteert je om je rechterelleboog in de borst van je vrouw te doen maar je linkerelleboog moet je dwingen op de stoelleuning. Met de linker hand kan je niet schrijven. Je maag knort, je wilt iets eten. Iemand laat een wind. Het begint te stinken en je hebt geen trek meer. De zon is nog nergens te bekennen, geen horizon is te zien. Je vliegt. Nee, je zit. Je vliegt niet. Vlieg je of vlieg je niet. Je verplaatst je in een vliegend toestel. Het is te vroeg voor filosoferen, redeneren en zeker niet in de stank die blijf hangen. Zou het de baby zijn waarop de oudere moeder zo trots op is? Nee, in het vliegtuig kan je niet slapen, alleen als het heel lang duurt, uren van uitputing.
Je beseft dat je geen boek hebt meegenomen. Dan moet je smeken om inspiratie te krijgen voor het schrijven.
Je denkt aan Rob van Liempt, aan zijn verblijf in de psychiatrische inrichting en je hoopt hem een spannend en soms plezierig leven te kunnen geven. Die Rob verdient het beste maar je moet aan de lezer denken.
Langs het slapende gezicht van de jonge vrouw zie je een soort horizon ontstaan. Een sprankje licht, tussen rood en oranje, probeert je te bereiken. Het licht vindt altijd de weg. Je legt het sprankje licht met je telefoon vast.

26. sep, 2013

2 fragmenten deel 41, Het Mysterie RvL

De verpleegster draaide zich naar me om en zei: ‘Ik denk dat het verstandig is als u naar huis gaat. Het kan nog even duren.’ Klaas stopte en kwam terug lopen. Hij keek me aan en zei: ‘Ik krijg straf, misschien wordt het de isoleercel. Ga, die moslim en dat varken hebben me aangeklaagd.’ Hij draaide zich weer om en liep kalm voor de verpleegster uit. Ik bleef daar staan. Als het had geholpen om de schuld van het strooien van bloem op de gezichten van die twee slapende mannen op me te nemen, had ik dat wel gedaan. Misschien hadden ze me dan ook opgesloten. 
Ik  voelde dat ik niet weg wilde gaan. Zeker niet zonder te weten wat er met Klaas ging gebeuren.  Een verpleger, althans ik nam aan dat hij die functie bezat, kwam op me af en zei: ‘Mijnheer, de bezoektijd is afgelopen. Wilt u de inrichting verlaten?’ Ik voelde een soort buikkramp opkomen. Mijn benen werden slap en ik had het gevoel dat ik moest plassen. Ik keek naar de man en zei: ‘Natuurlijk,  natuurlijk zal ik weggaan. Mag ik  u alleen verzoeken nog even te gaan zitten want ik voel me niet zo lekker.’
 
 ....
 
 Ik liep met de verpleger de linker gang in en verdween in een kleine ruimte. 
Ik haalde direct mijn telefoon uit mijn zak en drukte het nummer van Ida in. Waarom ik Ida wilde bellen was een raadsel voor me. Soms doe je dingen automatisch, zonder er bij na te denken. Ida en Klaas horen bij elkaar, dacht ik. Klaas zit in de puree dus moest ik Ida bellen om hulp te vragen. Ik was even vergeten dat de oorzaak van zijn gekte, van het feit dat hij in de psychiatrische inrichting opgesloten zat, de schuld van Ida was. Terwijl de telefoon rinkelde wilde ik ophangen maar dat deed ik niet. 
‘Met Ida Altoro’, zei ze slaperig.
‘Hoi, ik ben bij Klaas en hij krijgt straf.’
‘Wat? Zeg het nog een keer.’
‘Sorry dat ik je stoor maar ik ben nog bij Klaas. Ik ging bij hem op bezoek en hij zit nu bij de psychiater en ik denk dat hij straf krijgt.’
‘Waarom’, vroeg ze sloom.
‘Slaap je? Begrijp je of hoor je wat ik zeg?’
‘Ja, ja. Klaas werd bij de psychiater geroepen en misschien zal hij straf krijgen. Maar waarom, vroeg ik.’
‘Ik geloof dat ik het weet.’
‘Vertel dan.’
‘Moeten we voor ik het vertel niet iets doen? Ze hebben me gevraagd het pand te verlaten.’
‘Waar ben je nu?’
‘Op de wc.’
‘In het gebouw?’
‘Ja.’
Ida lachte hartelijk. Haar lach eindigde weer vals.
‘Wat een stelletje oenen. Maar wat heeft hij dan gedaan?’
‘Dat vertel ik niet. Dag Ida.’