19. sep, 2013

Saliegas of gifgas in cockpit?

KLM moet van de rechter onderzoeken hoe het zit met een gifgas in de cockpit, van een Boeing toestel. 

Ja, je leest het goed, je hoort het goed en je gaat verder via Google zoeken. Je leest dat er een piloot naar de rechter is gestapt, dat hij ziek is geworden en zijn evenwicht kwijt was. 
Pfff, en je bent bang voor vliegen. Je vliegt regelmatig, laatste tijd wat vaker waardoor je vliegangst minder was geworden en nu dit nieuws. Waarom komt zo iets in het nieuws? Je denkt, nee je probeert je te overtuigen dat het een opgeblazen gedoe is. Een zaak die bekijken wordt met een groot glas, dat hoop je tenminste met de wetenschap dat je binnenkort weer gaat vliegen. Je denkt als de airco van KLM toestellen gifgas bevatten dan is helemaal hopeloos met anderen, misschien ook met Transavia waarmee je straks gaat vliegen.
Van boringen naar saliegas zou minister  van Kamp even afzien, tijdelijk. Hij zou het effect op de aardbevingen in Groningen laat onderzoeken en neemt de protesten van de bewoners in acht.
Zouden die twee zaken met elkaar te maken hebben? Is saliegas giftig en zo ja waarvoor wordt hij gebruikt. Ik heb geen idee en wil het ook niet uitzoeken. Misschien is het de saliegas die in de airco van de Boeing gebruikt wordt want  als die piloot de waarheid spreekt en dat die gifgas in de cockpit evenwichtsstoornis veroorzaakt betekent dat het misschien saliegas is want die veroorzaakt ook evenwichtsstoornis waardoor de aarde beeft.
In ieder geval die twee nieuwsitems houden je bezig tot je twee keer gaat vliegen en landen. 
Zou die piloot die ziek geworden is en naar de rechter stapte uit Groningen komen of uit een dorp in het gebied waar saliegast geboord wordt? Alles kan. Daarmee wil je niets suggereren. Je gelooft toch niet in complottheorie of andere dingen. Je gelooft zelfs niet dat een vliegtuig lange uren in de lucht kan hangen met al die mensen aan board. Ach, wat dat betreft verschil je niet veel van anderen. Wel van de piloot die zijn evenwicht kwijt is door de gifgas die niet helemaal gifgas is maar een beetje. Je wil zeker niet met die piloot vliegen. Je denkt: 'gelukkig, hij werkt bij KLM en je vliegt er niet mee. Maar je bent bang dat hij ontslagen wordt en dat hij bij Transavia gaat solliciteren en het toestel gaat besturen waarmee je straks gaat vliegen.
Waarschijnlijk heb je ook teveel airco lucht ingeademd. Het is duidelijk dat je je evenwicht kwijt bent en onzin uitkraamt. 
18. sep, 2013

Waarom waren de haren van de koning niet gekamd?

Je komt moe van je werk maar voldaan. Je kijkt naar het nieuws, het belangrijkste nieuws; de eerste rede van de nieuwe koning op zijn eerste prinsjes dag. Alle tv-netten hebben het er over. Er worden analyses gemaakt over alles en wat en vooral over de populariteit van de nieuwe koning die steeds stijgt en terrein op de populariteit van zijn moeder wint. Je vindt het vervelend voor Beatrix. Natuurlijk daalt haar populariteit. Ze is geen koningin meer, ze treed bijna niet meer in het openbaar. Ze heeft onlangs haar zoon aan de dood verloren en de media besteedt weinig aandacht aan haar. Uit het oog uit het hard, dat weten we allemaal. Dus je vind het zonde van de tijd en het geld dat besteedt wordt aan die onderzoeken die haar tanende populariteit willen bevestigen terwijl dat vanzelfsprekend is. Je hoopt niet dat ze naar die onzin luistert anders wordt haar verdriet nog groter.
Ach, ja. Je haalt je schouders op en kijkt. Je kijkt naar een analyse, een vergelijking tussen de eerste rede van de nieuwe koning en die van zijn moeder van drieëndertig jaar geleden. Zijn moeder, de nieuwe koningin van toen, was net zo jong en net zo mooi als de nieuwe koningin Maxima, misschien nog mooier.
Je zapt naar een andere zender. Je ziet de koning uit de gouden koets stappen. Je zet het geluid uit en kijkt alleen naar het beeld. Je let op de houding van de nieuwe koning, je let op zijn kostuum. De pantalon is te wijd en te lang, althans dat lijkt zo. Je ziet, in een flits, dat hij op zijn vader lijkt, wijlen prins Claus, toen die oud en ziek was. Dat wil je niet zien. Dat wil je de nieuwe koning niet toewensen, je wenst hem een lang en gezond leven toe met zijn mooie koningin en zijn mooie drie dochters. Je doet verder de tv uit.  
In de ochtend kijk je naar de foto die de voorpagina van je krant siert. De kleuren foto van het koninklijk echtpaar, tijdens de redevoering, neemt beslag van bijna de helft van de voorpagina. Wat je opvalt is het haar van de koning. Zijn haar was blijkbaar onderweg van de koets naar de troon in de war gekomen. Je overdrijft nu een beetje. Het is niet helemaal in de war maar zijn pony ligt niet netjes gekamd op zijn voorhoofd. Had niemand er opgelet? Waarom niet? Als de technici van NOS in plaats van microfoon hem een zender hadden gegeven hadden ze gelijk ook zijn haren kunnen kammen. En de koningin Maxima? Had ze ook dat niet in de gaten of was het een bewuste keuze dat zijn haren in de war moesten lijken? Op de foto ziet Maxima wel perfect. Haar kleding zijn tot op het kleine puntje bestudeerd. Je ziet haar in die Koninklijke jurk maar je kunt haar lichaam duidelijk zien. Ze kijkt naar de koning. Je denkt dat ze misschien pas gezien heeft dat zijn haren niet goed gekamd zijn en daarom ze bewust blijft kijken zodat men ook richting haar blik gaat kijken. Je weet dat je begint onzin uit te kramen. Ze wil zeker de aandacht op haar man vestigen maar ze wil ook in de aandacht blijven, met haar kostuum, met haar hoed en met haar blonde haren onder die hoed. Je ziet even de blonde haren grijs worden. Je kijkt naar het beeld van de nieuwe koningin over 33 jaar in de zelfde setting misschien met misschien een jonge man naast zich, een prins. Je kan niet gissen uit welke land zou die afkomstig zijn. Zou de toekomstige prins over 33 jaar uit het Midden-Oosten komen of gaat de nieuwe troonopvolgster een oer Hollandse jongeman aan haak slaan?

17. sep, 2013

Verjaardag in een dure hotel

Wat doe je als een vriendin uit Italië op bezoek komt? Een vrouw die nog nooit in Nederland is geweest en die veel van Amsterdam gehoord heeft. Een vriendin die komt om haar 43ste verjaardag te vieren en bij een Nederlandse vriend komt logeren. Een vriend die ergens in een provincie woont waar de wind en de molen een samenzwering hebben afgesloten. Wat doe je als je uitgenodigd wordt voor een etentje in een van de meest cheque en dure hotels van de wereld, om de verjaardag te vieren? 

Je wilt natuurlijk helpen haar bezoek te laten slagen, een goede indruk van Amsterdam geven, zeker voor iemand die haar verjaardag speciaal in Amsterdam viert. Je kijkt in je agenda. Je ziet dat je op die dag in Den Haag moet werken. Je biedt de vriendin en haar vriend bij wie ze twee nachten logeert, om de kosten van de verjaardagnacht in het dure hotel betaalbaar te maken, voor een wandeling op het strand van Scheveningen. Je vraagt daarbij weer een vriend die, toevallig in Scheveningen woont. Een vriend die op zijn beurt bevriend is met de Italiaanse vriendin en haar vriend uit de natte en winderige provincie. Je organiseert een soort reünie. En je loopt daar, aan de boulevard van Scheveningen, drie mannen met een geblondeerde brunette. Wat doe je dan als de wind heel blij en hyperactief is? Wat doe je als de meeuwen onbeleefd zijn en ze de mensen die al lopende eten, aanvallen? 

Je probeert aan de wind te ontsnappen, beschutting zoeken. Je loopt langs een tent, vier luie stoelen rond een vuur, knipogen en gebaren: kom binnen. En je loopt naar binnen. Je zit en de witte stenen vatten geen vlammen, het vuur danst en brandt, alleen zichzelf. De stenen blijven wit.

De herinneringen vatten geen vlam maar springen over en weer. Er wordt gelachen. Er worden foto’s gemaakt. Er wordt gegeten en gedronken. Er wordt naar de tijd gekeken. Er worden handen geschud. 

Je weet niet wat je als cadeau moet geven, een barbaar ben je op dat gebied. Je vraagt de vriend of hij wilt iets regelen. Hij twijfelt maar gaat toch proberen. Je bent opgelucht. 

Een paar uur later zit je in het dure hotel restaurant, aan de Amstel, aan het raam en je hebt een mooi overzicht. De jarige vriendin uit Italië en de vriend uit de Nederlandse provincie zitten tegenover je. Je kijkt om je heen. Niemand lijkt rijk. Mensen dragen gewone kleding. De bedieners zijn goed gekleed, hebben een vlotte babbel en komen vaker. Het is fijn maar je moet nog aan alles wennen. Je maakt foto’s. Zij maken foto’s. Iedereen maakt foto’s. Je verstuurt de foto’s naar de iPhones, 20 centimeter verder. De jarige en de vriend sturen foto’s naar je iPhone, twintig centimeter verderop. De jarige belt met haar mama, met haar broer. Er is live video verbinding met de broer. De broer zwaait naar je en naar de andere vriend, daar aan het raam, in het dure hotel restaurant aan de Amstel. 

Je probeert het geluk in de ogen van de jarige te zien, je probeert het geluk in haar ogen te lezen. Haar ogen zijn moe. Misschien ben je wat het lezen van het geluk betreft, in de ogen van de anderen, een analfabeet, niet geletterd. Je probeert te begrijpen waarom mensen hun verjaardag in een ander land vieren. Je wilt weten: is dat geluk of vlucht. Je komt nergens achter omdat die vragen alleen in je hoofd blijven zitten, even flitsen en weer verdwijnen. De cadeaus worden uitgepakt. Je hebt bewondering voor je vriend. Je zou nooit op het idee gekomen zijn voor een dergelijk idee. 

En je belooft de jarige (als een extra cadeau) de volgende dag, een rondleiding in Amsterdam. Je schudt de handen en je verlaat het dure hotel. Je loopt en je hoort de wolken je stiekem naderen, aanvallen. Een wolkbreuk blijft braken. Je rent en rent, je raakt buitenadem. Je bent zwaarder, twee keer zo zwaar als normaal. Normaliter houd je van regen, niet van de wolkbreuk. 

De volgende dag sta je exact om 12.00u in de lobby van het dure hotel, je neemt de Italiaanse vriendin mee. Jullie lopen door de bloemenstraat, koningsplein, leidsestraat en leidseplein. Je legt uit en vertelt, maar vooral wacht en luistert half naar de telefoongesprekken die uit Italië komen waaien.

In het culturele en politieke café is het warm, druk en gezellig. Je zit met je gast in de hoek. Even later komt de ex-dichter des vaderlands zitten. Zijn dunne macbook komt te voorschijn, de hoofdtelefoon wordt in de oren gedaan en hij tikt, onophoudelijk. Naast je komt een jonge brunette zitten, zwaar opgemaakt, en haalt ook een macbook te voorschijn. Haar macbook is iets dikker dan dat van ex-dichter des vaderlands. Haar vingers zijn slomer met het tikken. Ze wordt vaker afgeleid door haar iPhone berichten, net als de Italiaanse die ook een paar telefoongesprekken af moest ronden. Elke foto die ze maakt stuurt ze naar mama en wacht op haar commentaar. Je wordt van alles op de hoogte gehouden maar je verdwaalt steeds vaker met je gedachten en je hoort niet eens de helft.  

De wandeling heeft geen paraplu nodig. De weg leidt naar de wallen, haar wens. Jullie lopen daar. Je kijkt naar de mannengezichten die door de stegen lopen. Fascinerend. Je hoort de vrouw op haar eerste dag, in haar Nieuwjaar, regelmatig roepen: ‘O my GOS’

15. sep, 2013

Poëtisch idealisme

Zondagochtend. De wijzers van je horloge staan dicht bij elkaar. Ze hebben het cijfer 6 gepasseerd en klimmen verder, de helling op, naar zeven. De avond van de Dichtersmarathon wil je hoofd niet verlaten. De stilte buiten is verdacht, te stil. Geen meeuw of raaf die langs het raam voorbij vliegt, geen gans of eend en zeker geen haan die kraait. De stilte lijkt zelf onder de indruk te zijn, van zichzelf. Je neem een kijkje en stap naar buiten. Het is niet de stilte die stil is. Het zijn de huizen, de wegen, het fietspad, het water dat de buurt omringt en de wolken die heel langzaam voorbij schuiven. De wolken lijken te tijgeren en zich naar het noorden te verplaatsen. Iedereen heeft ontzag voor deze vroege zondagochtend. 

De avond van de dichtersmarathon draait haar filmpje in je hoofd terug. Je hou niet van herhalingen. Je geeft je jezelf toch over.
Je kopieert de drie gedichten die je voor wilt gaan dragen en plakt ze onder elkaar in de goede volgorde. Het kort gedicht ‘De Vogels’, van een Iraanse dichter en twee gedichten van jezelf. Je leest hardop en zoekt de goede timing, maar de woonkamer is daar niet de goede ruimte voor. Je loopt naar een andere kamer en sluit de deur. Je draagt de gedichten in de leegte voor. Alles klinkt hol en waardeloos in je oren. Toch zet je door. Je kunt niet op het laatste moment zeggen: ‘Sorry, ik kom niet.’ Eigenlijk wil je, stiekem, graag gaan en in de aandacht staan. Je denkt: ach, het zijn maar drie minuten. Ik begin de avond dus het moet mee vallen. Maar wat als je een valse start maakt?’ Je haalt je schouders op en negeert je gedachten. Je trekt een net pak aan in de hoop dat dat het verschil maakt en gaat. Je wordt ontvangen door een jonge gastvrouw, wordt begeleid en op je gemak gesteld. Je neemt plaats aan de eettafel waar een paar jonge dichteressen aan het hoofd van de tafel zitten, waar schalen koud buffet staan, gezond, vegetarisch enzovoort. Naast je zit een dichter, tegenover je komt een dichteres op leeftijd te zitten die je niet groet. Je zegt in je hart: ‘wat een chagrijn’ en later als je hoort dat ze beroemd is valt het kwartje op zijn plaats: ‘arrogantie kan de mens lelijk maken.’
Naast haar komt een bekende goede dichter te zitten, een jonge man, die je kent. Aan je linkerhand zit een grote man met een opvallende buik. Hij laat een stoel tussen jullie leeg, groet ook niet en geeft geen hand. Je denkt: ‘Die moet ook bekend zijn.’ Tegenover hem zit een vrouw en tussen hen aan de kop van de tafel een kind. De lege stoel aan je linkerkant wordt gevuld door een dichter die ook organisator is. Je wisselt een paar woorden. Je probeert de namen te memoriseren. Behalve de drie jonge dichters kan je de namen van de andere “bekende dichter” niet onthouden. Niet omdat je het lijstje van de namen niet hebt gelezen. Niet omdat je geen interesse hebt, maar omdat je hoofd bezig is, net als hun hoofden. Iedereen is bezig met zichzelf, bereid zich voor. Dichters zijn rare wezens, ze goochelen met woorden die ze vaak niet onder de knie krijgen. En weg is de truc. Gelukkig is het poëziepubliek milder dan het goochelpubliek. Het poëziepubliek is intelligent, doet de ogen dicht en verbetert waar het naar luistert gelijktijdig.
Je probeert toch een gesprek te forceren. Je vraagt aan de bekende goede dichter die schuin tegenover je zit, naast de bekende dichteres die door het zwijgen haar aura beschermt: ‘Je hebt geen enkele grijze haar’. De bekende jonge goede dichter lacht en zegt: ‘Ach, bij mij vertoont de ouderdom zich elders.’ Hij merkt dat je die opmerking niet goed hebt geïnterpreteerd en grijpt in. Hij wijst naar zijn oren. Je lacht en zegt: ‘Inderdaad die kleine haartjes die uit je oren beginnen te groeien zijn irritant’. Je wijst naar je neus om te zeggen: ‘En die neusharen zijn ook vervelend.’ Hij zegt dat je die in ieder geval eerder kunt ontdekken dan de oorhaartjes.
Je gaat naar buiten. Je ziet een jonge dichteres, die ook aan tafel zat, te roken. Je kijkt naar de tijd die nog even op zich laat wachten. Verderop staat de twee jonge dichters die het evenement al jaren met succes organiseren. Ze staan ook te roken. Je roept:
‘De gezonde roker.’
‘Ja, de gezonde roker.’
‘Weet je wie de gezonde roker was?’
De jonge dichters weten het niet. Een andere jonge dichter, met een baard weet het wel.
‘Ja dat was Theo van Gogh.’
De twee jonge mannen bereiden zich verder voor en je stelt vragen aan de jonge dichteres.
‘Welke dichter ga jij voordragen?’
‘Een Chileense.’
‘Red je het binnen de vijf minuten?’
Haar diep blauwe ogen schitteren onder de lokken van haar haren die over haar voorhoofd dansen: ‘Misschien een beetje smokkelen.’
‘Ik heb drie minuten, die andere twee kan jij gebruiken.’
‘Dan komt het goed.’
Je loopt naar de tenten van de Tolhuistuin. De wolken hebben de lucht hermetisch afgesloten, niet waterdicht. Er valt hier en daar een druppel. Je geeft een paar mensen die je kent een hand en je weet verder niet wat je moet zeggen behalve: ‘alles goed?’ ‘Ja, ook met jou?’ ‘Ook met mij.’ Je kijkt de andere kant op. Einde gesprek. Je wacht. Je haat wachten. Een paar stappen verder wacht de jonge dichteres die een lang gedicht van een Chileense dichter voor gaat lezen. Je denkt terug aan de tijd toen je dezelfde leeftijd had als zij. Je hield van Pablo Neruda, de dichter die lange gedichten schreef.
‘Koud.’ Je loopt een stap haar richting op.
‘Ja, koud.’
Haar hand zoekt in haar jas naar een sigaret. Haar hand vindt een pakje sigaretten. Haar handen omarmen het pakje. Haar rechterhand maakt het pakje open. Je ogen volgen haar rechterhand die de sigaret tussen haar lippen steekt. Je vraagt je af of zij nog in de twintig is. Zij zegt dat ze nog geen twintig is. En je denkt aan het idealisme van mensen die nog geen twintig zijn. De jonge mensen vinden een sigaret en een Chileense linkse dichter een teken van intelligentie. Dat laatste is je eigen interpretatie. Misschien denkt ze niet zo. Ja, het is inderdaad je eigen vooroordeel en  vooroordelen kunnen soms kloppen, vooral als je zelf die fase hebt doorlopen.
Je moet het spits afbijten. Je kijkt naar het eerste gedicht. Je ziet de stilte. Je hoort buiten de tent gefluister. Je hoort de wind een lapje van de tent opzij drukken om  in de tent komen. Je leest verder.
Na jou komen nog 29 andere dichters. Je luister, je luistert en je luistert naar 14 x 3 gedichten. De pauze komt. Je rent naar buiten en je verlengt  je parkeertijd. Je komt terug. Je ziet weer bekende mensen. Je herhaalt hetzelfde ritueel en bestelt een drankje, twee drankjes. Want je hebt twee muntjes. Je drinkt in het donker je rode wijntjes. Je spreekt met een paar Palestijnse dichters, je vertelt dat je van de poëzie van Mahmoud Darwish hield. Dat je nog enkele van zijn gedichten uit je hoofd kent. Ja, je was ook een idealist, links en je hield van gedichten. De vraag waar je vandaan komt wordt je gesteld. Je zegt: Uit Koerdistan. ‘Irak bedoel je?’ zegt de dichter uit Palestina.
‘Ja, het Koerdische deel dat door Irak bezet is. Heb je er een probleem mee als ik Koerdistan zeg?’
‘Nee, nee.’
Je denkt aan het nieuws van een dag eerder. De Palestijnse president had gezegd dat hij tegen een aanval van Amerikanen in Syrië is omdat dit zou leiden tot een onafhankelijk Koerdistan. En de Koerden willen eerder dat Palestina onafhankelijk wordt dan Koerdistan zelf.
Ach, ja. Je wilt de avond en de trip van die jonge mensen in Amsterdam niet verpesten. Je probeert het over poëzie te hebben maar de pauze is voorbij. Je luistert naar 45 gedichten. Gedichten van alle soorten en kwaliteiten. De jonge dichteres leest een te lang gedicht van de Chileense voor en laat haar twee eigen gedichten in die lengte verdwijnen, vervagen. De gedichten van de bekende dichteres op leeftijd, die aan de eettafel zweeg, staken hun hoofd niet boven het poëzieveld uit. De jonge talentvolle dichter, bij wie de haartje uit de oren groeien, die het afsloot was wederom goed.     
Je gaat terug. Je zegt gedag tegen twee jonge vrouwen die hun fietsen van de kettingen bevrijden. Een ervan zegt: ‘September vond ik mooi.’
September is je laatste gedicht waarin de regen de scepter zwaait en waarin hij de liefde ambivalent maakt.

14. sep, 2013

Waar onderdrukking is, is armoede en waar armoede is, is drank en waar drank is, is verslaving!

De regen tikt op het raam, ritmisch en zacht. De regen tikt heel lang op het raam, mijn lievelingsmuziek. Ik droom. Ik droom niet. Ik droom en ik droom niet, tegelijk. De regen, met zijn getik, is niet alleen in bed heerlijk. Het getik van de regen op het water, op de bladeren en in de bomen. Daar moet je een keertje ernaar luisteren, de tijd voor nemen. Buiten is het getik een ander muziek, als hij op de paraplu valt. Weg met de paraplu, ik wil de regen voelen, op mijn schouders, op mijn hoofd, in mijn haren, op mijn nek. Ik wil de regen voelen tot op het bot. Ik loop in de regen. Ik sta in de regen. Ik luister in de regen. Ik houd van de regen, op deze vroege zaterdagochtend. Niets is mooier dan de regen. De regen wast mijn haren, mijn gezicht, mijn handen en dringt door tot in mijn ziel, die ligt te slapen.

En nu genoeg van de regen die ik probeer tot een god te verheffen, althans tot een religie. Genoeg over de natuur, hoe de natuur ook mooi kan zijn. Terug in de ochtend ritueel opzoek naar voedsel voor de maag en de geest.
Voor de verandering neem ik yoghurt in plaats van amandelpasta met honing. De thee laat ik niet in de steek en geef de koffie een perspectief voor een uurtje later; ‘na mijn blog oké?’ De koffie antwoordt niet, hij blijft naar buiten staren, naar de regen. Misschien wil de koffie ook naar buiten, de regen voelen. Tot op het bot. Je zou denken: ‘wat is dat voor een gezwam in de ruimte, in de vroege zaterdagochtend.’ Daar kan je gelijk in hebben als je de dingen zoals koffie, eten en drank niet als mensen ziet, met een ziel of zodanig behandeld. Ik ben niet de enige die zo naar dingen kijkt die we tot ons nemen. Nee, ik heb het niet over de prinses die met de bomen praat. Ik heb het vandaag over een foto van AFP die een artikel van Carolien Omidi in dagblad Trouw bijstaat met de titel: ‘Iraniërs spugen er niet, erkent nu ook de regering.’
Op de foto zie je twee Iraanse politieagenten die blikjes bier openen en leeggieten. Een blikje Heineken trekt de aandacht, met haar groene kleur en de witte melkachtige straal, centraal in de foto. Samengevat kan de Iraanse regering niet ontkennen dat er alcohol gedronken wordt, door de Islamitische volkeren van Iran. In Iran kan je, volgens het artikel, binnen 22 minuten aan drank komen, de drank die officieel streng verboden is.
Waar onderdrukking is, is armoede  en waar armoede is, is drank en waar drank is, is verslaving. Vraag dat aan Russen, die weten er alles van.
Toen ik klein was en in Bagdad woonde waren de bars legaal en de drank was overal te koop. Alleen de imams en de moellahs moesten tegen het volk zeggen dat de drank van Allah mocht niet, haraam. Maar die geestelijken zelf hadden altijd hun fles arak (sterke nationale drank te vergelijken met jenever, met een verschil: jenever lijkt niet op melk als je water bijdoet) onder hun eigen bed of bureau staan. Er werd, door het volk, gezegd dat die geestelijken, die aan de ene kant alcohol verboden verklaard hadden, aan de andere kant hun alcohol uit hun tulband of uit een schoen dronken. Dat duidt op verslaving.
De vraag is waar verbergen de Iraanse geestelijken en functionarissen hun sterke drank? De Saoediërs hebben muren waarop soera’s uit de koran staat schitteren maar met een druk op een knop draait de muur om er wordt een bar getoverd.
Proost!