Ik koester positieve voornemens, open mijn hart en hoofd voor elke goede ontwikkeling die zich in mijn geboorteland plaatsvindt. Met die gedachte stap het vliegtuig in, naar de hoofdstad van Zuid-Koerdistan. Bijna vier weken zal ik er blijven,
in het land dat in een wurgende economische crisis verkeert. In een land dat zich al twee jaar verdedigt tegen ISIS en dus in een oorlog met de wreedste en sterkste terroristische organisatie dat er bestaat.
Bij het landen in Erbil waar de kwik 44c noteert
drukt de hete lucht je longen dicht. Het lijkt of je een gebied betreedt waar brand heeft gewoed en zojuist afgeblust is. Dat de teer van de autowegen niet smelt is een wonder.
Mijn hotel staat in een christelijke wijk. De avond daalt snel neer en brengt
donkerte mee. Ik wandel langs de winkels die tot laat in de avond open blijven. De terrassen zijn vol waar mannen die thee drinken, zonnepitten eten, nargile roken en domino spelen. Ik koop een simkaart van een gevluchte man en belminuten van een autochtone
bewoner die een kleine supermarkt runt. In deze wijk van de Koerdische hoofdstad spreekt bijna niemand Koerdisch. Ze spreken liever Arabisch of Suriani en Kildani, de talen van de christenen in Irak.
Dat ik tijdens het ontbijt Fairoez hoor zingen is
inmiddels zesendertig jaar geleden. Nostalgie maakt je soms teder en bezorgt je lichaam kippenvel.
In de hete ochtend is niet veel verkeer. Een groente "boer" van een jaar of twaalf zit voor zijn winkeltje zich te vervelen en naar de weg te staren. Ik
spreek hem aan en kijk in zijn grote groene ogen. Hij werd uit een christelijk dorp door ISIS verdrijven en sleept zijn saaie tijd voor zijn groente winkel. Mannen zitten voor de winkels te niksen, tenminste als je het kletsen niet reken tot het nationale
sport en werk in Irak.
Je kunt niet ontsnappen aan de gril en zijn geuren: vlees, vis, kip, lever en ballen (van stieren en bokken) liggen op het vuur en de rest wacht hetzelfde lot op. In elk restaurant wordt niet gevraagd of je voorgerechten wilt,
ze worden gewoon op tafel gezet. Groenten, soepen, olijven, humus en nog meer. Je hoeft maar een tafel te kiezen en vóór je gaat zitten leggen ze die borden neer.
Broodje kaas, ei of gezond is nergens te koop.
De oorlog en de gevolgen
van de crisis zijn goed zichtbaar, dat geldt vooral voor de wegen en gebouwen. Je ziet vele flats die in aanbouw waren en wachten op voltooiing. Tussen die "dorre" plaatsen met veel doornen laat een boer zijn geiten grazen. De boer is beleefd en zegt tevreden
te zijn maar als je hem verder vraagt geeft hij de schuld van armoede en oorlog aan Amerika. Hij gelooft namelijk dat wanneer Amerika het zou willen in één dag de oorlog met ISIS kunnen beëindigen.
De wegen tussen de steden zijn slecht,
erg slecht. Een merkwaardig voorbeeld. In 2004 zou een prestige brug over een klein rivier gebouwd worden. Nu, na twaalf jaar is de brug een skelet, een zeer slecht skelet waarvan de botten er ver van elkaar liggen. De brug die slechts 10% gebouwd is wordt
voor een lengte van een paar meter gebruikt. En zelfs dat stuk is slechts cement en ijzer met vele gaten. Als een automobilist niet oplet komt hij klem er tussen te zitten. Niemand klaagt er over. Ik begin de Koerden te bewonderen. Want in alle omstandigheden
proberen ze zich te vermaken. In een hotel dat gerund wordt door een Koerde uit Syrië waar de meeste werkkrachten vluchtelingen zijn uit Rojava (Koerdistan dat binnen de grenzen van Syrië ligt). Er werken ook Yezidies die uit bezette gebieden van
Zuid-Koerdistan zijn gevlucht. In het hotel houden ze elke avond het erg gezellig met live muziek, zang en alcohol vloeit rijkelijk.
Door de crisis zijn de hotels in Erbil schaars bezet. Voor een halve prijs verhuis ik naar het Sheraton hotel waar renovatie
wordt gevoerd. Er wordt aan het zwembad gewerkt. Het werk gaat erg traag. De arbeider die moet boren gaat rustig zitten knielen, stopt, voelt de warmte en gaat een parasol halen om er onder te gaan zitten boren. Zijn hoed weert blijkbaar de hitte niet. Zijn
collega's vinden het normaal om minuten lang te roken of in hun smartphones te staren. Deze arbeiders zijn niet dat soort die de zee in grond kunnen toveren. Maar de hitte in en rond Nederlandse steegt nooit naar 44c.
Al twee jaar worden de salarissen
onregelmatig betaald. Het is normaal dat een keer in de zes maanden een deel van een maandelijkse salaris wordt uitgekeerd. Toch zie vele dure auto's, zeer dure auto's. In de geldwisselmarkt zie mensen met grote stapel dinars ter waarde van tienduizenden euro's
zomaar het geld transporteren, zonder bewaking. Stelen in Koerdische steden is ongewoon. Mensen sluiten hun winkels niet met grote sloten en kettingen, ook geen electronisch alarm systemen. Nee, ze hangen er een gordijn voor voor de winkel, leggen er een paar
stenen op het uiteinde en dat is het.
De armoede zie je ook niet in de bazaars van de grote steden. In de bazaar van Erbil en Duhok bijvoorbeeld zijn gigantische rijen goudwinkel en andere waardevolle spullen.
Wat er in de Koerdische steden ontbreekt
zijn de bussen, trams en treinen. Taxi's en grote personen auto's overheersen het straatbeeld. Het rijgedrag is gewoon asociaal te noemen. Het is geen deelname aan het verkeer en het respecteren van anderen maar oorlog, om elke meter op de weg. Maar verder
is het volk braaf, komt bijna nooit in opstand en vermaakt zich, wat er ook gebeurt.
Tot twee jaar terug had iedereen meer dan een baan, sommige banen waren alleen op papier maar dat leverde wel salaris op. Mensen hebben geld gespaard en nu eten ze die
op.
Mijn neef regelt toestemming om het oorlog gebied te betreden. Lange uren rijden we langs kapotgeschoten dorpen. We rijden langs de Syrische grens. Bij elk dorp wordt me verteld wat voor gruwelijkheden er plaats hebben gevonden. Een beeld blijft
bij me hangen:'Syrische kinderen met blote voeten in sneeuw en modder wachten om een liter olie te kopen en terug te keren naar hun dorpen.' Bijna vier uur duurt de reis van Duhok naar Shingal. Je komt een aantal checkpoints van de Peshmerga tegen die de Koerdische
autoriteiten vertegenwoordigen en de Koerdische vlag wappert overal. Alleen de Koerdische vlag, in de officiële regering kantoren staat de Iraakse vlag naast de Koerdische.
Als ik het Shingal gebergte zie herinner ik me de afschuwelijke beelden
van massa vluchtelingen en dode kinderen. Vlak onder het voet van de berg je een checkpoint van de PKK, met grote portretten van hun gevangene leider Ocelan en de verschillende vlaggen van hun partij.
Vóór je de stad Shingal betreedt zie
vele autowrakken die tijdens de strijd kapot waren geschoten. Als je Shingal binnen rijdt tref je een totaal kapotte stad. We rijden naar het commandocentrum van de Peshmerga's die zwaar bewapend is. Ze geven ons een lunch. Ik zit naast de Yezidie commandant
die ik alleen van tv ken. We eten rijst en goulash soep. Hij zegt dat ISIS af en toe raketten op de stad afvuren. We krijgen een Yezidie Peshmerga, een bewoner van de stad, om ons een rondleiding te geven, in zijn spoken-stad.
We komen aan bij een ruïne
van een groot gebouw dat ooit een kerk was en hij zegt trots: 'kijk we hebben na de bevrijding van Shingal een kruis geplaatst zodat het als een symbool werkt.' Ik kijk en zie een kruis op de top van de ruïne.
'Hier stond het beste restaurant van
de stad.' Ik zie puinhoop onder een dikke laag stof waaronder een kast en wat vernielde stoelen die om mijn aandacht vragen. Op hetzelfde plein, tegenover het "restaurant" zijn barricades, we lopen er heen om vanuit die linies te zien hoe ISIS zich verdedigde
tijdens de bevrijding van de stad, bijna een jaar geleden. De man wijst met zijn wijsvinger naar bomen op een helling die over de stad kijkt en zegt dat hij vanuit daar heeft op deze stellingen geschoten. In een flits zie ik vuur en hoor ontploffingen. We
draaien ons om en lopen over het plein. Daar liggen drietal schoenen, dames schoenen. Ik wil niet denken aan hoe die schoenen daar terecht gekomen zijn of daar achtergebleven. Toch hoor ik hun schreeuw mijn oren teisteren.
We lopen een paar uur door
de puin waar niets is bewaard gebleven. Zelfs het ziekenhuis ook niet.
Van de ruim 70.000 inwoners zijn slechts 55 gezinnen terug.
De enige winkel van de stad, de "supermarkt" verkoopt van alles, van groenten en fruit tot alchohol. Binnen in de
winkel lijkt of je ergens in Amsterdam bent maar als je de winkel verlaat stap je weer in de ruïne, de ruïne waarin je van alles kunt zien: koelkasten die ooit zich zo mochten noemen. Bedden, stoelen, tv resten en een hoop kledingstukken die naar
oude tijden verlangen.
Na het verlaten van Shingal stoppen we op een helling die over de stad kijkt. Uit de verte kun je niet zien dat de stad in puin ligt, dat de stad een grote ruïne is. De heftige indrukken bij het zien van de puinhoop van de
stad relativeren en transformeren zich tot slechts zuchten en het ophalen van de schouders.