13. mei, 2014

'Je kunt me verkopen, vermoorden maar niet klein krijgen'

Ik zag iets, heel korts, van een video op de tv, tijdens het nieuws. In de lens van de camera spreekt de leider van Boko Haram in Nigeria. Een jonge man, met een camouflage jas, spreekt in Arabisch, een klassiek Arabisch die hij waarschijnlijk uit zijn hoofd heeft geleerd om indruk te maken. Als je hem niet kent en weet niet wie hij is zou je denken dat hij een komiek is, een clown waar om je moet lachen.  Maar hij is alles behalve grappig, misschien wil hij zo voordoen en zo overkomen. Hij wil de ontvoerde schoolmeisjes vrijlaten in ruil voor zijn gevangen kameraden. Zijn mannen hadden ruim tweehonderd schoolmeisjes ontvoerd en zouden die onder andere verkocht hebben. In het zelfde nieuwsitem was een shot van de schoolmeisjes die op de grond zaten. Allemaal gesluierd. De shot ging snel voorbij en ik keek niet met aandacht.

In de krant zag ik een foto van de ontvoerde meisjes waar een meisje close in beeld in de lens van de camera kijkt. De blik in haar ogen dwingt je te kijken. In haar blik zie ik geen zielig meisje dat ontvoerd is. Ik zie wel een machtige, vastberaden blik die tegelijk als een vulkaan van woede op uitbarsten staan, uit machteloosheid. Haar blik zegt: 'Je kunt me slaan, je kunt me vermoorden maar je krijgt me niet klein krijgen.' 
Als de man die haar fotografeerde in haar ogen had gekeken en die blik had gezien zou hij anders over de vrouwen denken, dat ze alleen maar een middel voor lustobject zijn. Maar die man die fotografeerde zou waarschijnlijk een bendelid zijn van Bako Haram en die zal niet in de ogen van het meisje hebben gekeken toen hij haar fotografeerde. Of zulke mannen überhaupt in de ogen van de meisjes kijken is de vraag. Ik kan bijna met vaste overtuiging stellen dat dat ze dat nooit doen. Ze denken alleen maar aan het kruis, haar- en eigenkruis. 
Als je verder op de foto kijkt zie je vrouwen die niet echt op schoolmeisjes lijken. Met name aan de rechterkant van de lezer, linkerkant van de foto. En je ziet aan hun houding dat het leven doorgaat. Er lijkt er op alsof een jonge vrouw met haar nagels bezig is, dat ze al een paar dagen haar nagels niet geveild heeft.
Het kan, alles kan. Niets is de mens vreemd. Ook in zulke situaties die schrijnend zijn waar ze in de ogen van de dood kunnen kijken kan de mens aan iets heel anders denken dan aan de dood. 
Welke gedachten die mensen op dat moment, het opname moment, hebben staat los van het feit dat de wereld, vooral eigen land, hun leven en hun ontvoering niet serieus had genomen. Gelukkig spreekt nu de hele wereld over hen. Misschien ligt daar wat te halen, politiek gezien. Schoolmeisjes als handelswaar?

 

11. mei, 2014

Ook Ilse en Waylon konden me niet raken, weet je waarom?

Met het ingetogen liedje Calm After The Storm hebben Ilse DeLange en Waylon de tweede plaats op het Eurovision songfestival veroverd.
Als ik de Nederlandse commentatoren en bekende Nederlanders mocht geloven zou het niets worden. Iedereen vond het tam, niets zeggend en sommigen vonden het ronduit kut.
Als ik heel eerlijk ben heeft het liedje mijn ziel ook niet geraakt. Nu ook niet, na het behalen van de tweede plaatst. Dat Ilse een prachtige zangers en mens is dat staat buiten discussie. Waylon kende ik niet tot hij, samen met Ilse met het lied Nederland gingen vertegenwoordigen. Aan zijn gezicht en houding te zien heeft hij een soort ingehouden arrogantie. Dat kan. Hij ziet er goed uit, voor de dames en homo's, zelfs sexy. Als je denkt dat ik een beetje jaloers ben zal ik maar toegeven, ja een beetje. Ik zou nog zijn leeftijd willen hebben, niet alleen in mijn hoofd maar uiterlijk. Over uiterlijk gesproken het blijkt dat dat erg belangrijk is, bijna doorslaggevend. Niet alleen in oosterse, verre en derde wereld culturen maar ook in de culturen van de democratische en ontwikkelde landen, de tweede- en eerste wereld landen. Zou de winnaar niet gewonnen hebben als ze niet bekend was als de vrouw met de baard? Het zijn achteraf praatjes. Ik heb de hele avond gekeken naar de liedjes, de 26 liedjes die in de finale stonden. Na een half uur kreeg ik nekpijn. Als ik nekpijn krijg betekend dat ik niet geraakt wordt in mijn hart maar in mijn nek die stijf wordt. Toch was ik vastberaden de aller "mooiste liedjes" te zien en beluisteren. Alle liedje werden prachtig in beeld gebracht. Tientallen camera's hebben het mooie spectaculaire werk gedaan. De beste musici waren aan de slag. En toch werd ik niet geboeid, niet geraakt. Mijn ziel ging op de bank liggen, naast mijn hondje, en sloot de ogen dicht. Mijn ziel begon te ijlen in zijn slaap. Ik geloof dat hij nachtmerries had. Mijn nek en mijn lichaam zonder ziel bleven keken hoe die zangers en zangeressen hun best deden. Het wilde bij mij niet in. Vlak voor het optreden van Ilse en haar partner met de zwarte hoed wilde ik melancholie tanken, mijn ziel van de bank oprapen en wakker schudden om met een goede moed naar de Nederlandse inzending te luisteren. Ik luisterde naar een melancholische maqam die mijn ziel raakte. Mijn ziel kroop weer in mijn lichaam en we luisterden naar Ilse en Waylon. Prachtig beeld, mooi geregisseerd en ook goed beleefd. Maar ik kon het niet horen. Waarom weet ik niet. Wie de reden kan raden mag het zeggen.
Ik hoop dat heel Nederland straks ook niet van te voren juicht voor Oranje die in Braziel gaat spelen, misschien dan halen ze de finale. Ach of dan mijn ziel raken is niet belangrijk. Ik zal juichen als ze dan echt gaan scoren...
10. mei, 2014

Info over Moederdag maakt niet gelukkig...

'Moederdag werd in 1900 in het leven geroepen door de Amerikaanse activiste Anna Marie Jarvis. Jarvis wilde daarmee haar moeder eren die in de burgeroorlog hulpbehoevende gezinnen aan voedel en medicijnen hielp. Zij overleed in 1907 op de tweede zondag in mei. Jarvis vond dat Amerikaanse volwassenen nalatig waren jegens hun ouders. Zo kwam ze op het idee een nationale Moederdag te introduceren. In 1914 werd dat ook een erkende feestdag. Jarvis raakte echter al snel verbitterd omdat de feestdag een steeds commerciëler karakter kreeg. Samen met haar zus spendeerde ze het familiebezit aan campagnes tégen die commercialisering. De zussen stierven in armoede.'

Deze info die in dagblad Trouw te lezen is kende ik niet. Ik wist van het ontstaan van de Moederdag geschiedenis niet en besef dat we vele dingen doen zonder te weten waarom. Dat we inrollen in een gewoonte waar we helemaal niets van wete. Straks komt de vaderdag en ik weet niet waarom we de vaderdag vieren. Ik weet niet hoe die is ontstaan. Maar dat zoek ik later uit of ik zal het ergens in een krant of op internet tegenkomen. Maar nu weer de Moederdag. Laatste jaren vieren we het wel, erg bescheiden. Nu begrijp ik dat een kind (jongens en meisjes, mannen en vrouwen) zou deze dag moeten grijpen om eigen moeder in het zonnetje te zetten, liefst zonder enkele commerciële bijbedoelingen. 
Het is ook erg triest als iemand geschiedenis maakt en dan door die inzet zelf ongelukkig wordt en in armoede en ongelukkig overleed. Het resultaat is al honderd jaar voelbaar, over de hele wereld. En als iemand van Moederdag heeft profijt gehad dan is de de commercie. Dus die dame, haar zus en hun moeder liggen zich in hun graven te draaien. 
Ik zelf heb nooit de Moederdag met mijn moeder mocht vieren. Toen we samen onder een dak woonden wist ik niet van het bestaan van de Moederdag en toen ik het wist was ze overleden. Nu ik deze informatie lees bekruipt me een gevoel van droefheid. Niet vanwege het sombere weer alleen. Ook niet omdat ik dicht bij een begraafplaats woon waar mijn moeder niet ligt. Van haar kon ik ook geen afscheid nemen, net als van de rest van de familiedoden. Mijn moeder ligt, in een onbekend graf, duizenden kilometer hiervandaan. Aan de ene kant kan je denken 'je hoeft geen cadeau te kopen of bloemen op haar graf te leggen' en daarmee ontkracht je de commercialisering waartegen de uitvinder van Moederdag vocht. Dat is een ondersteuning voor het doel dat mevrouw Jarvis nastreef. Aan de andere kant snijdt het schuldgevoel dwars door je ziel heen omdat je nooit het graf van je moeder kunt vinden laat staan bezoeken en bloemen er op leggen. 
Informatie tot je nemen brengt geen geluk, niet altijd.
7. mei, 2014

Vertel je kind over seks en seksualiteit, noem de dingen bij de naam!

De belangrijke ethische en filosofische vraag voor ouders moet zijn: 'Hoe informeer ik mijn kinderen over seks en seksualiteit?' Want kinderen komen nu, door de moderne- en massacommunicatie, op een hele jonge leeftijd in aanraking met seks en seksualiteit. Ik ben er van overtuigd dat bijna enkele ouder moeite heeft om zijn/haar kind over seks te vertellen. Het is een soort aangeboren schaamte dat je in je hebt, dat je niet zo maar je kind kunt vertellen. En toch is het kind beter meegedeind als vader/moeder het kind vertelt. Liever op een jonge leeftijd want dan is de schaamte minder, over en weer. Men moet niet wachten tot de kinderen groot zijn en de invloeden van buitenaf ondergaan. 
Natuurlijk hebben de culturen en religiën een dikke vinger in de pap en spelen een essentiële rol in de opvoeding van kinderen. Terwijl iedereen weet dat het kind vroeg of laat zal weten wat seks en seksualiteit is vertellen de ouders het niet, ze draaien er om heen. Ze noemen de dingen niet bij de naam. Bijna niemand vertelt het kind op jonge leeftijd over hun seksorganen. Elk meisje moet zelf ontdekken waarom haar broer wel en zij geen piemel heeft en vice versa. De ouders verzinnen allerlei synoniemen voor de penis en de vagina. Het lijkt of in die twee worden iets ongehoord ligt. Als het kind meteen hoort dat wat ma of pa pipi noemen een penis is zou hij gewend raken aan de naam. Ook een meisje zou beter af zijn als ze vagina hoort ipv een rare komische woorden die de ouders verzinnen. Want een kind zal zich niet schamen als de ouders hem of haar leren. Als het kind al vanaf het begin de juiste namen van zijn organen krijgt te horen zal hij/zij later zekerder zijn van zichzelf. Want het leren zal dan makkelijker gaan en het vertrouwen versterken. Een vader of moeder zegt toch ook niet eerst dat je hand schip heet om later achter te komen dat met schip hand bedoeld was. Als men dit probleem vanaf het begin pakt dan zal de puberteit iets makkelijker gaan. Want die openheid van zaken is beter met je kind. De schaamte moet opgeofferd worden en de culturen moeten zich aan gaan passen, in het belang van het kind. 
Ik begrijp heel goed dat het moeilijk is, bijna onmogelijk om je puberale kind porno te laten zien als voorlichting film temeer als je nooit met hem of haar over seks hebt gehad. Bovendien zijn de huidige pornofilms niet voor kinderen gemaakt en geven geen reëel beeld hoe dingen zich in het echte leven afspelen. Maar ze draaien niet om de dingen heen. Ze zijn duidelijk en hard. 
Dat de opvoeders op verschillende manieren de schade proberen te beperken is niet meer dan normaal maar ze lopen wel achter de tieten aan.
'Pubers zijn gebaat bij méér porno op internet. Niet meer van hetzelfde, maar realistische filmpjes die tonen hoe echte seks kan zijn: intiem, soms onhandig, grappig en fijn, óók voor meisjes. Dergelijke beelden zijn nu heel schaars en dat is jammer, vinden Sara (32) en Marije (34) Janssen. Zij pleiten voor 'puberporno': alternatieve films die dienen als positief 'lesmateriaal'. Voor dergelijke porno moet een makkelijk toegankelijke website komen.
De zussen Janssen poneren hun idee als reactie op de nieuwe Sire-campagne. Die heeft een pakkende vorm: een filmpje met een gespierde pizzakoerier en schaars geklede vrouwen. En een heldere boodschap: 'Praat met je kind over porno'. Want 79 procent van de kinderen belandt toch op dergelijke sites, zo blijkt uit onderzoek.'
Dit is een citaat uit een krantenartikel van dagblad Trouw. 
Ik weet dat dingen zijn makkelijker te zeggen dan te doen. Toch vind ik dat je als ouder met je kind, liever van af het eerste jaar, moet over alles kunnen praten. En de dingen bij de echte naam noemen. Hiermee zal je gewend raken en je schaamte vaarwel zeggen. Dan kunnen de kinderen met hun vragen naar je toe komen ipv bij een ander (middel) uitzoeken of tegenkomen.

 

7. mei, 2014

Van de fiets gevallen...

Het is heel lang geleden dat ik in Amsterdam van de fiets ben gevallen. Ik herinner me nog dat ik op een besneeuwde dag achter het paleis in Amsterdam ben gevallen maar meteen opgestaan en verder gefietst. Dat moet bijna dertig jaar gelden zijn. Ik was nog niet gewend aan de tramrails en zeker niet die rails zich onder de sneeuw stil hielden. Als ik op de fiets ben vergeet ik mijn leeftijd en ben een puber. Ik kan er niets aan doen. Hard fietsen is lekker, wel moet verantwoord zijn. Dat je de anderen geen pijn doet. 
In een woonwijk dook een groep kinderen op en renden zigzag op het fietspad. Ik matigde mijn vaart en waarschuwde de kinderen. Ik passeerde vijf, zes en passeerde bijna de laatste maar plotseling dook een jongetje op het fietspad, rennend. Ik kon hem niet mijden zonder te vallen. Hij werd geraakt. Ik viel voluit. Niet op mijn gezicht. Mijn rechterknie offerde zich op en mijn beide polsen verdienen een medaille voor het dappere werk. Bang was ik dat ik de tanden van de jongen moest van de grond oprapen. En bang was ik dat een stukje van zijn lip aan de fiets zou blijven hangen. De kinderen schoten me te hulp: 'meneer, gaat het?' Ik wist dat het ging, draaide me om en wilde het kindje zien dat ik geraakt had. Hij lag er niet. Hij stond op. Het was een flinke jongen, figuurlijk bedoeld, die mij wilde helpen. En daar zat ik midden op het fietspad omringend door een groep kinderen. Eentje aaide mijn haren en eentje wilde me helpen opstaan. Ik keek in de ogen van de veroorzaker van mijn val. De onschuld zelve danste in zijn donkerbruine ogen. Blij was ik dat hij niet gewond was. Hij hield wel met zijn rechterhand zijn linkerschouder. Ik vroeg of hij pijn had. Een beetje zei hij. Ik stond en zei dat ze beter moeten opletten en wenste hen nog veel plezier zigzaggend op het fietspad. Voor ik op de fiets stapte keek ik om. Niemand trok zich iets van mijn val aan. Ik fietste verder. Een lach borrelde naar boven en probeerde de pijn om de tuin te leiden. De pijn was een beetje fanatiek, had een puberale fanatisme. De pijn zakte weg toen ik me herinnerde dat ik ooit met een klasgenoot van de middelbare school in Bagdad fietste. Hij zat tussen mij en het stuur van de fiets. We werden aangereden door een auto. Het stuur verdween in zijn mond en ik vond twee van zijn tanden op de grond.