Tien jaar dood of langer?
Je bent een vrouw. Je ben 68 jaar oud. Je hebt je vader nooit gekend. Je leeft al vijfenzestig jaar in onmin met je moeder. Je hebt haar al twintig jaar niet gezien.
Op een ochtend word je wakker, je zet de tv aan. Het nieuws vertelt over een
vrouw die al tien jaar dood in haar woning ligt. Je herkent de woning, de voordeur die je vaker zag. Je wordt stil. in een minuut gaat alles aan je geest voorbij. Vijf en zestig jaar herinneringen proppen zich in 65 seconden. Je begint schuldgevoel te krijgen
maar een paar minuten laten ben je ook opgelucht. De momenten van opluchting en schuldgevoel wisselen zich, vechten met elkaar. Je besluit je te melden als familielid, het enige familielid.
Je gedachte gaan terug, diep in het verleden.
Je hebt
van je 4de jaar het besef gehad dat je ook een vader zou moet hebben gehad. Je vraagt je moeder. Je moeder draait zich om, de andere kant en zwijgt. Ze herinnert zich de man toen ze vijftien jaar oud was. Ze ziet het gezicht van de man, vaag. De man die jou
in haar had gespoten, geplant. Haar ogen worden nat en ze zwijgt. Je wilt niet dat je ma zwijgt. Als een kind heb je recht te weten. Je wilt weten waarom iedereen een vader heeft en jij niet. Je trekt aan de arm van je moeder en blijft vragen. Je vragen maar
vooral de doorzetting en “gezeur” roepen meer herinneringen bij je moeder op. Het zijn geen prettige herinneringen, het zijn vreselijke herinneringen. Herinneringen die met dood en verderf te maken hebben, met afslachtingen en verkrachtingen. Met
haar handpalmen sluit ze haar oren dicht maar jij, als kind, begrijp je het niet. Je wil weten en ze kan niet uitleggen. Je gaat door “zeuren”. Je moeder kan niet praten, ze kijkt je aan en ziet je mond die blèrt. Haar arm gaat de lucht
en ploft op je kleine gezicht. Je oren suizen en ziet alles wazig.
Alles herhaalt zich, elke dag. Frustraties leiden tot onmin. Je groeit op, in die zieke sfeer. Je moeder wordt ouder maar de trauma’s blijven keihard zich in haar huizen en teisteren
haar. Je hebt nooit de kans gehad iets rustig te horen, te weten en je bent getekend. Je wordt puber en doet alles wat god verboden heeft, misschien alleen om je moeder pijn te doen omdat ze jou niet wil vertellen wie je vader is. Je bent twintiger, dertiger
en veertiger. Niets veranderd tussen jou en je moeder. Sterker nog de kloof is groter.
Je geeft op en je denkt dat het geen zin heeft. Je haat en onbegrip tegen je moeder is grenzeloos en dat is wederzijds. Voor haar ben je het product dat ze nooit
gewild had. Dat ze jou en in jou je vader bijna vijftig jaar verdragen heeft vindt ze genoeg. Ze wijst je de deur uit. Je vertrekt. De eerste dagen vallen zwaar met tussen pauzes van opluchting. De maanden gaan voorbij. Soms kom je langs het raam om te weten
of alles goed gaat, of het licht brandt. Jaren gaan voorbij en alles wordt vaag. Je krijgt klachten. De ouderdom is meedogenloos. Soms kom je voor de deur en je belt aan, op de moederdag. De deur gaat niet open. Je gaat terug met minder schuldgevoel en komt
nog jaren niet terug, je belt jaren niet aan.
En nu erf je haar trauma’s. Je gaat haar begraven. Ze gaat onder de grond maar blijft spoken, in je hoofd zal ze blijven spoken. Je bent bang dat je hetzelfde lot zou treffen!
En dan na achtenzestig
jaar staak je de zoektocht naar je vader. Je krijgt hekel aan hem, de oorzaak van je leven en van de trauma’s van je ma.