7. dec, 2013

Punt achter de slappe hap!

Sommige dingen moet je niet te lang laten sluimeren. Je moet er een punt achter zitten. Definitief een dikke vette punt! Zo er huist zich een verkoudheid in me al maanden. Het zet niet door en en verdwijnt ook niet. Dat halve slappe hap houdt me bezig. Mijn neusgaten fungeren soms als waterkranen die stuk zijn en blijven druppelen. In mijn ogen laten de bloedvaten zich presenteren, de scepter zwaaien en mij van lezen en schrijven proberen te weerhouden. En mijn longen die af en toe zich willen afdoen van van vreemde plakkerige substantie. Vanmorgen was ik het zat en besloot er een einde aan te maken of het nu desastreus uitpakt of genezend. Het maakte me niets meer uit. De kookpunt was bereikt. Ik trok mijn sportkleding aan en ging naar buiten. Al bij de deur kreeg ik een koude klap, hard in mijn gezicht. Het was te laat om op te geven. Doorzetten jongen, door zetten. Stap, stap, stap. Ren , ren, ren en ren. Harder, harder en harder. Neem gas terug, stap, stap en loop door. De koude wind vocht terug. Het paard van Troje wilde naar binnen maar mijn besluit bevatte vuur en gif, een kernbom. Stap verder niet opgeven. Ik kwam steeds op stoom. Ik riep de wind, ik schreeuwde tegen de koud of ze durven te vechten. Geen gehoor. De wind ging liggen als een brave hond. De koud likte aan mijn zweet, teder. En de zo'n probeerde zijn ogen open te doen. De wolken zaten op zijn irissen en hij sloot weer zijn ogen. Ik riep kom op, zet door. En hij luisterde. Hij blies de wolken voor zijn gezicht. En mijn verkoudheid lag op een kleine rots, aan de zee. Zielig vond ik en ik kreeg er medelijden mee. Ik pakte mijn verkoudheid weer van de hond en deed het onder mijn kleding. Gelukkig dat ik me een anekdote herinnerde uit mijn oude cultuur: 'Wees op je hoede, vertrouw niet diegene diegene die je uit nood hebt geholpen.' Dat was gebaseerd op een verhaal van een boer die in de winter een bijna bevroren slang had gezien en medelijden er mee kreeg. Hij pakte de slang en deed hem in de haver van zijn muilezel. De slang ontdooide en het eerste wat hij deed de muilezel van de boer met zijn gif dode. En de boer sprak daarna die wijze woorden. De woorden die zijn muilezel niet tot leven konden roepen maar anderen voor de zelfde valkuil konden behoeden.
En ik rende weer en dacht of ik misschien wel het Trojaanse paard in me toe had gelaten. Ik deed mijn borst open, pakte de verkoudheid beet en rukte hem met wortel en al uit. Ik smeed hem tegen een scherpe rots te pletter en rende terug. De zon werd warmer. De weg raapte al zijn rotsen naar de kant. Ik hoorde iemand mijn naam roepen en keek om. Nietzsche stond te grinniken en zei: 'Je bent niet vergeten dat God gestorven is door zijn medelijden hè?'
Ik voelde me fit, vitaal en zag alles zonnig weer.
Onderweg zag ik een bruidspaar en een cameraman aan het koude godverlaten strand. De blote schouders van bruid waren blauw van de kou. De bruidegom droeg een pak en handschoenen. De cameraman gaf ze een teken. Ze renden op de camera af. Achter hen lag een berg zwarte dode uitgespuugde planten.