19. jul, 2014

De overlevende en de nabestaanden

Een jonge moeder met haar baby mist de rampzalige vlucht MH017. Misschien staat ze eerst te treuren omdat ze haar vlucht miste. Misschien maakt ze ruzie met de veroorzaker van haar vertraging. Als ze op Schiphol aankomt en het vliegtuig gevlogen is baalt ze enorm. Maar later hoort ze het verschrikkelijke nieuws: het vliegtuig is neergestort en er zijn geen levenden. De vrouw wordt geïnterviewd. Ze is dankbaar dat ze leeft, samen met haar baby. Ze is blij en zou even in een roes verkeren, terecht. Haar blijdschap zou een eerste reactie of reflectie zijn dat zij en haar baby van een zekere dood zijn gered maar dan. Als die roes van de tweede kans op leven voorbij is wat dan? Wat komt er in de plaats? Schuldgevoel? Leegte? Zelfhaat? Zou de dankbaarheid die ze in een reflectie voelde in ondankbaarheid veranderen? Zou ze de vlucht in haar hoofd gaan beleven met de informatie van nu, van de ramp? Wat voor invloed zou dat op haar toekomst hebben? Zou ze zich verdiepen in het geloof of juist anders om? In ieder geval haar leven zal nooit meet hetzelfde zijn als vóór de ramp die haar en haar kind ontzag door een vertraging. 

En de rest, de mensen die het niet overleefd hebben. Mocht het zo zijn dat de ziel niet doodgaat maar voortleeft en in een andere vorm terug komt, als reïncarnatie, zou dat een echte hel zijn voor de verongelukten. Die tweehonderdenachtennegentig zielen zullen in onvrede leven, eeuwig. En dat is de hel zelf. Dat je eeuwig in onvrede leeft, machteloos kijkt en de horror constant, steeds en steeds herleeft en beleefd. Ik ben bang dat het allerlaatste moment van het leven eeuwig op de netvliezen van de overledenen zal blijven. Denk aan een jonge moeder die tijdens het inslaan van het raket in het vliegtuig voor haar kind een boekje aan het voorlezen was. Wat zou haar laatste blik zijn? Ik wil er niet aan denken. Het is te gruwelijk maar ik denk er wél aan en dat is ook een soort nachtmerrie. Dat je eeuwig de angst in de ogen van je baby ziet. Dat je je zin niet af kunt maken. Dat je zijn snottebel niet van zijn neus schoon kunt vegen. Dat je de angst in zijn ogen kolossaal ziet en door een enorme kracht uit elkaar gerukt wordt.
Ik zal je al die ellende willen besparen en hoop dat de ziel eerder doodgaat dan het lichaam. In dat geval is er geen hel meer, geen nachtmerries en geen herhaling van gebeurtenissen voor die mensen. Ook geen machteloosheid maar rust en vrede. Die "rust" zal (ik hoop van niet maar ben bang van wel) de jonge moeder die haar vlucht gemist heeft niet vinden. Ze zal waarschijnlijk heel oud worden maar haar redding door de vertraging ben ik bang zal haar achtervolgen, eeuwig. En dat geldt, helaas, voor de nabestaanden van de overlevenden. 
Ik kan ze alleen maar sterkte toewensen. Ik zal ze, op dat punt, vergeetachtigheid toewensen!