24. aug, 2014

Klemzetten is niet fijn...

Mijn auto, mijn geliefde auto die me al zeventienjaar bedient, staat machteloos, bewegingloos en beschadigd. Stap voor stap ontdek ik de schade. Aanvankelijk zie ik niet dat het rechterachterraam weg is. Er zijn geen sporen van inbraak en de achterbank lijkt schoon, abnormaal schoon. Ik draai eromheen en zie dat de achterwielen weg zijn en de auto op een balk staat. De twee voorwielen lijken decennia niet gebruikt te zijn, roestig en stoffig. De auto in zijn geheel staat niet op de plek die ik een dag eerder had geparkeerd. Hij staat in een veldje, een verlaten veldje. Ik denk aan de verkeerspolitie en de gemeentelijke parkeerbeheerders en vermoed dat zij het gedaan hebben. Direct erna denk ik hoe id de auto daar kwam te staan en waarom. Ik herinner me dat ik de auto in de nacht daarvoor had geparkeerd, in de straat die eigenlijk op een weg lijkt, een weg in een woestijnstad. Ik herinner me dat ik niet voor het parkeren betaald had maar zie helemaal geen betaalkasten. Ik wil weten waarom er geen betaalkasten meer zijn en waarom ik niet betaalde. Het was laat op de avond toen ik parkeerde en de volgende ochtend zou vroeg met de auto naar mijn werk gaan. De trein, ik herinner me de trein. In de ochtend bij het weggaan dacht ik niet aan de auto. Een gat. Ik ontdek een gat in mijn geheugen en loop weer om de auto heen. Ineens sta ik voor de deur van een gebouw, een grote glazen gebouw. De glazen deuren gaan open. Een vrouw met bruine haren groet me en loopt naar binnen. Ik vang een glimp van haar, een jonge elegante vrouw met bruine haren. Maar op dat moment ontdek ik dat de voorbumper gedeukt is en de lampen kapot zijn. Eigenlijk de hele voorkant is flink beschadigd. De vrouw met bruine haren vraagt of ik in de lift wil stappen. We staan in de hal van het glazen gebouw en ik stap met de vrouw in de lift. De vrouw die ik aanvankelijke in flits zag en jong eruit zag ziet nu voddig, heeft korte dunne haren en haar gezicht is dik en gerimpeld. Ze lijkt op Maarten van Rossem maar dan zonder baard. Ik denk na hoe zo iets kan maar voor ik een antwoord vind zit ik met de vrouw in een park. Het is regenachtig weer. Het gras is nat en we zijn niet de enige die daar zitten. De vrouw zegt dat ze een schrijver is, dat ze een blad heeft dat nul heet. Tussen het willen zeggen dat ik ook een schrijver ben en het wachten op verdere informatie van haar zijde verschijnt een jonge vrouw. Een vrouw die op me afkomst en vertelt dat ze via het Facebook een post van me zou gelezen hebben. Ze vertelt dat ze onder de indruk is, dat ze een brok in haar keel had en nog steeds heeft. Dat de beelden die ik beschreef haar niet loslaten, de beelden die ik zo mooi had verwoord. Ik wil niet dat de voddige vrouw het hoort, de vrouw die op de geschoren Maarten van Rossem lijkt en beweert een schrijver te zijn en een blad uitgeeft dat nul heet. Gelukkig hoort ze ook niet wat de jonge vrouw zegt. Ze ziet de gehele vrouw niet eens en blijft dooretteren. Tussendoor voel ik een enorme erectie en schaam me ervoor. Ik wil mijn kruis bedekken en tegelijk voel ik een drang om te gaan plassen maar de omstandigheden zijn er niet naar om op dat moment op te staan en me te excuseren. Niet alleen wegens mijn kruis maar ik zit klem tussen twee vrouwen die blijven praten en ik hoor ze niet meer. Ik zie alleen twee bewegende monden. Ik draai me om en besef dat ik in mijn warm bed lig, dat ik dringend naar de wc moet. Ik sta op, schuif de gordijnen op zij en kijk naar buiten. Mijn auto staat te glimmen, in de regen. Hij is heel.