5. jun, 2015

het licht gezien, niet het geluk...

Het voordeel van de twijfel. Inderdaad. Laten we van uit gaan dat er een hiernamaals is. Dat het paradijs bestaat. En als de beschrijvingen van het bekende paradijs kloppen dan lopen rivieren, beken en er heerst heel veel groen. Echter, afgelopen maanden heb ik vele bossen, vele soorten heide gezien en bewandeld. Nederland, kwa landschap, is het paradijs. Het kan niet anders. Zouden de profeten in het hiernamaals Nederland hebben gezien of is Nederland een deel van het paradijs dat ze beschreven hadden? Hoe dan ook. Die vragen die ik nu stel komen beslist niet wanneer ik wandel. Als ik wandel zie ik andere beelden, ik beleef de bomen, de takken, de bladeren en elk geluid. De vogels die zingen, de herten die stiekem liefde bedrijven. De Koeien die grazen, de vossen, de dassen en noem maar op. Het licht dat door de bomen de grond kust, kleine kusjes en figuren vormt. Eigenlijk zijn allemaal goddelijke schilderijen, in de zin als we in god(en) geloven en in het bestaan van de hemelen. Maar dat hebben al gezegd. Dat ik nog steeds twijfel komt door de Nederlandse natuur, de mooie Nederlandse natuur. Wie zou al dat groen, al die velden en al dat water naar de hemel kunnen brengen, de hemelen die zo ver zouden zijn. Nederland bestaat uit water, bomen, gras en bloemen. Jaren geleden was een slogan die luide:'vol is vol'. Inderdaad Nederland is vol van groen, dieren, vogels, water. En de mensen? Ik zie eigenlijk geen mensen. Je hoeft op Google maar het woord 'boswandeling' in te tikken en je zult je verbazen. En vandaag wandelde ik weer in de smalle gangen van (voor mij) een nieuw bos, ik bedoel de smalle paden, van een bos. Het bos was in extase. Het bos zong, danste en was dronken van plezier. Een doolhof van plezier. Ik wilde erin verdwalen. En ik verdwaalde. Toen zag ik alles anders. Het bos, de bomen, de dieren zongen niet van plezier. Ze waren ineens verdrietig. Ik liep door een kolossaal verdriet. Ik liep en liep en ik kwam bij een meer, donker als de ogen van god, in zijn mindere momenten. De zo'n was vel maar ik zag het niet. En toen besefte ik. Toen zag ik het licht, in de figuurlijke zin van het woord. De vraag die al ruim dertig jaar zich aan me dringen krijgt een antwoord. De vraag luidt: 'waarom zijn we niet gelukkig in dit paradijs?' Ik moet eigenlijk de definitie maken van wij. Ik bedoel met wij de mensen die ooit ontheemd raakten, hun geboorteplaats verlieten. Ze hebben hier alles, al het materieel die ze nodig hebben, al het groen en het water waarvan ze alleen maar van dromen in handbereik maar ze missen het geluk. Het echte geluk. Vergelijkingen zijn nooit te rechtvaardigen maar de ontheemden die in oorlogen, armoede en ellende hebben geleefd kenden geluk, het intense geluk. Aan de ene kant werden de lijken van hun geliefden gebracht en begraven en even later waren er feesten, bruiloften en geluk. De dood en leven dansten samen, hand in hand. Dood en leven bedreven liefde met elkaar. In dit paradijs is alles overgeorganiseerdheid, netjes en men denkt niet aan om plezier te beleven, tevreden te zijn maar denkt aan het moment erna. En dat maakt dat het geluk blijft rondhangen, op afstand blijft, verdwaalt en depressief raakt.
Ja, ik zag dat alles, vandaag in een flits. In de bosvoetpaden, in de bosfietspaden, in de bospaden speciaal voor paarden. Ik zag het aan het water, aan de kleine eendjes die schrokken toen ik ze naderde, gingen is stres zwemmen en de alerte moeder keek naar me met het verwijt, eigenlijk haat in de ogen, en zoon in paniek haar kindjes, ver van mij.
Het geluk ligt niet in het paradijs, het geluk zou in onze hoofden liggen, in onze gedachten maar onze gedachten zijn altijd in een gevecht. Onze gedachten lijken in elkaar gestrengeld zijn, onlosmakelijk. Het lijkt of in onze hoofden extremisten, democraten, passiefsten, gewetenlozen, deugdzamen, sadisten, masochisten, lieve en naïeve personages leven in een heftige zeegolf.